‘Ik bekleedde als kind een positie waar je je nu eigenlijk voor schaamt: de bezetter, de uitbuiter’


Xanadu, Mathilda, Lena vertellen het verhaal van Henk Heikoop
Amsterdam-Noord

Xanadu, Mathilda en Lena van Het Wespennest interviewen Henk Heikoop, bij hem thuis. Meneer Heikoop, geboren in 1933, heeft in Nederlands-Indië, in Nederland en op Curaçao gewoond. Hij vergelijkt deze drie fasen van zijn jeugd met dakpannen die over elkaar heen vallen: ‘ze wissen elkaar een beetje uit, omdat het zo verschillend was’.

 Hoe was het in voormalig Nederlands-Indië?
’Dat was een droom. Voor de oorlog, in 1933, werkte mijn vader voor de Shell en hij ging naar Indië, naar Java. Daar werden mijn broertje en ik geboren. Nu noemen we het een ‘fout leven’, maar het was een droomleven. Het is heel lang geleden en ik bekleedde als kind een positie waar je je nu eigenlijk voor schaamt: de bezetter, de uitbuiter. Een schuldige positie.
We woonden in een grote witte villa op poten, want er waren in de tropen altijd slangen onder het huis.Vier bedienden waren dag en nacht bij ons Mijn vader en moeder waren altijd aan het tennissen of aan het bridgen, of op bezoek. Die waren er eigenlijk nooit, waren ook een beetje afstandelijk. Dus wij waren altijd bij deze lieve bruine mensen en spraken eerder Maleis dan Nederlands. Ze roken naar zweet en knoflook. Mijn symbolische betekenis van zweet en knoflook is ‘moeder’. Zo ver ging de intimiteit met die mensen.’

Wanneer bent u naar Nederland gekomen?
‘Dat was in 1940. Toen gingen we op Europees verlof. Je was dan vier jaar in Indonesië geweest en dan ging je twee maanden naar Nederland om je familie te zien. Tijdens dat verlof brak de oorlog uit, dus wij konden niet terug. Met een paar koffers zomerkleren zijn we hier gebleven. In Nederland was het heel, heel slecht. Maar in 1942 was er ook oorlog met de Jappen. De Japanners veroverden Azië en daar was het nog slechter dan in Nederland. De mensen zaten in kampen en aan het einde van de oorlog, kregen de Indonesiërs zo’n hekel aan ‘die blanken’ en gingen ze ook mensen vermoorden. Dat ging allemaal aan ons voorbij.’

Wat dacht u toen u zich realiseerde dat u niet terug kon naar Indië?
We vonden het echt vreselijk. We woonden in een heel klein pensionnetje met kleine kamertjes. We waren die ruimte gewend, die zon, die grote tuin en die lieve mensen. Toen we hoorden dat we echt moesten blijven stortte onze wereld ongeveer in. Ons hele droomleven was weg, was verdwenen. Het werd nog erger in de hongerwinter toen we echt bijna niks te eten hadden.’

Waar is uw familie na de oorlog naartoe gegaan?
De naoorlogse jaren waren heel slecht in Nederland. Mijn vader werkte weer bij de Shell en werd uitgezonden naar Curaçao. Een droomeiland in de Caribische zee. Daar was weer zo’n witte villa, weer op poten en een rode Chevrolet voor de deur. Mooi!’

Was het heel anders in Curaçao dan in Nederlands-Indië?
Hele goede vraag. Het was heel anders. Curaçao was Amerikaanser. Indonesië was Aziatisch: mensen waren kalm, rustig, beschouwend en beleefd.  Op Curaçao was het meer Amerikaans en ‘luidruchtig’. Iedereen was af een toe een beetje dronken, de mensen gingen niet meer naar de kerk. Maar voor een puber zoals ik, tussen de 12 en 20 jaar, was het wel leuk.’

Hoe kwam u vanuit Nederland naar Curaçao?
De KLM, toen nog een jonge maatschappij, deed er vier tot vijf dagen over om van Nederland naar Curaçao te gaan. We zaten steeds in hetzelfde vliegtuig met dezelfde bemanning. Dat was heel leuk. We raakten bevriend met de piloot, want die zagen we meer dan wanneer je nu vliegt.’

Waar vond u het fijner, in Indonesië of in Curaçao?
‘Het waren twee verschillende hemels. Indonesië was een kinderhemel. Zacht, lief en warm, echt een soort droom. En de hemel van Curaçao was meer feestjes, zwemmen, drankjes maken. Het was daar veel opwindender. Ik had stiekem mijn rijbewijs gehaald. Ik haalde altijd zessen, dus ik mocht geen rijbewijs halen, mijn broer die negens en tienen haalde, wel. Hij had mij stiekem op de lege vliegbaan van het Curaçaose vliegveld leren autorijden. ’s Avonds om elf uur gingen mijn ouders naar bed en dan reed ik stiekem met de auto naar het andere Shell-park, waar vrienden woonden. Dan reden we naar de Zuidkust om heerlijk te gaan zwemmen en ’s nachts om drie uur bracht ik ze weer terug. Als mijn vader het had geweten, was hij razend geweest! Het was een ander soort hemel, een ander soort bijzonder.’

 

 

Contact


Heb je een vraag aan ons? Wilt u meedoen als verteller, als basisschool, of een bijdrage leveren door een interview te begeleiden? Neem contact op, we helpen graag verder.

Christine: +31 6 816 834 18

NL41 TRIO 0254 753892