‘Iedereen van buiten de stad was een boer’
Sara, Mella, Ilias, Adam vertellen het verhaal van Hans Staphorsius
FrieslandAmsterdam-West
Op de woensdagochtend op de Admiraal de Ruyterschool zitten Sara, Mella, Ilias en Adam uit groep 8 samen met meneer Hans Staphorsius aan tafel. Meneer Staphorsius vraagt of ze vaker iemand hebben geïnterviewd. De kinderen knikken enthousiast. ‘Ervaren interviewers dus’, knikt meneer Staphorsius glimlachend, ‘Begin maar.’
Waarom doet u mee met dit project?
‘Ik vind het leuk om te vertellen over vroeger. Het is belangrijk dat jullie wat weten over die tijd. De beginjaren ‘50. Ik komt uit Friesland. Ik woonde in Gorredijk, maar ben geboren in het ziekenhuis van Drachten. De eerste zes jaar van mijn leven woonde ik in Gorredijk. Het was een leuk dorp. Best groot voor het begrip dorp. Ik woonde in de Ooststraat met mijn vader, moeder en twee broertjes. Mijn ouders hadden een winkel. Daar verkochten en repareerden ze naaimachines en ontwikkelden fotorolletjes. We woonden in het gebouw achter de winkel. Het was een drukke straat. Ik ben er twee keer aangereden door een fiets als klein kind.’
Waarom bent u naar Amsterdam verhuisd?
‘Vlak na de oorlog was iedereen redelijk arm. Vooral in het dorp. Mijn vader en moeder hadden niet genoeg geld om de winkel te betalen en eten te kopen voor drie groeiende jongens. Mijn vader is toen weggegaan uit Friesland. In 1955 ging hij naar Amsterdam om bij de trams te werken. In de jaren ‘50 werd Amsterdam steeds groter. Ze hadden meer conducteurs nodig en mijn vader is toen de opleiding gaan volgen. Hij woonde door de weeks bij iemand op kamers en kwam in het weekend terug naar Friesland. Na een jaar had hij de opleiding afgerond en zijn wij meeverhuisd naar Amsterdam. Naar hetzelfde huis als waar ik nu nog steeds woon. Als de winkel goed had gedraaid of er was nooit oorlog geweest, waren we waarschijnlijk nooit weg gegaan uit Friesland.’
Was u vroeger arm?
‘Als klein kind merk je niks van de armoede. Iedereen uit de buurt was arm. We merkten het pas toen we in Amsterdam kwamen wonen. We gingen erop vooruit. Mijn vader had een vaste baan en inkomen. In Friesland hadden we alleen koud water. Een keer per week gingen we in de tobbe en dan moest er water gekookt worden om ons te wassen. We hadden geen douche of warm water. In Amsterdam was er een douche en kwam er warm en koud water uit de kraan.’
Hoe was het om op te groeien in Amsterdam?
‘Ik woon nu achtenzestig jaar in Amsterdam in een heel rustig straatje. Veel mensen denken dat het platteland rustig is en de stad druk, maar voor mij was het andersom. Op school had ik een Friese juffrouw, die het heel leuk vond om de taal met mij te spreken. Daardoor leerde ik geen Nederlands. Ik had moeite met leren en mijn ouders zijn later gescheiden, waar ik ook moeite mee had. Al met al zorgde dat voor een leerachterstand. In de vierde klas bleef ik zitten en ging ik naar speciaal onderwijs en vervolgens door naar de technische school. Amsterdams leerde ik op straat.’
‘In het begin werd ik wel gepest, omdat ik de taal niet sprak en een boertje was. Iedereen van buiten de stad was volgens de Amsterdammers een boer. Ik kreeg wel eens een paar klappen op straat en toen zei mijn vader: “Je bent een kop groter en je laat je niet meer slaan.” Ik heb het vervolgens een keer andersom gedaan en toen had ik geen problemen meer.’
Heb je een vraag aan ons? Wilt u meedoen als verteller, als basisschool, of een bijdrage leveren door een interview te begeleiden? Neem contact op, we helpen graag verder.