‘Iedere avond moest ik de foto een kusje geven’


Fares, Ryan en Maurits vertellen het verhaal van Wim Herkemij
Nieuwe Gracht Haarlem

Wim Herkemij woonde tijdens de oorlog in Haarlem. Zijn vader werkte de hele oorlog op zee. Wim moest de foto van zijn vader elke avond een kusje geven. Deze foto en het dagboek van zijn vader heeft Wim meegenomen naar het interview dat vanwege coronamaatregelen in de schoolgymzaal plaatsvindt. Helen, de vriendin van Wim, is meegekomen. Fares, Ryan en Maurits van de Willem van Oranjeschool zitten vol vragen.

Hoe begon de oorlog voor u?
‘Ik werd twee maanden voor het uitbreken van de oorlog geboren. We woonden in Vlissingen. Mijn vader was zeeloods, dus hij bracht schepen de haven uit en weer naar binnen. Toen de oorlog begon, zat hij net op een schip en kon hij de haven niet meer in. Ze zijn toen met dat schip uitgeweken naar Londen. Mijn moeder, mijn oudere broer en zus en ik vertrokken uit Vlissingen vanwege bombardementen. We trokken in bij een zus van mijn vader in Haarlem-Noord. Mijn vader vervoerde als stuurman de hele oorlog munitie voor de geallieerde oorlogsschepen. Dit was heel gevaarlijk en strikt geheim. Zodoende heb ik mijn vader de hele oorlog niet gezien. In 1941 is het schip op de Ierse zee door Duitse vliegtuigen in brand geschoten en gebombardeerd. Iedereen vluchtte in reddingssloepen en mijn vader heeft de brand met twee matrozen geblust. Hij heeft ook nog een onontplofte bom op het dek overboord gegooid. De arm van de eerste stuurman was eraf. Mijn vader heeft verband aangelegd, zodat de man niet doodbloedde. Voor zijn acties op dit schip heeft mijn vader de militaire Willemsorde ontvangen van koningin Wilhelmina in Londen. Maar drie mensen in de civiele vaart hebben dat gekregen, dus dit is zeer uitzonderlijk. De foto van mijn vader met de Willemsorde opgeknoopt werd naar mijn moeder opgestuurd. We moesten deze foto iedere avond voor het slapengaan een kusje geven. Mijn vader heeft tijdens de oorlog een dagboek bijgehouden. Kijk, de uitgetypte versie heb ik meegenomen.’

Wat hebben u en uw familie meegemaakt in de Hongerwinter?
‘Wij woonden in Haarlem-Noord in de Rijnstraat, maar we werden net als veel buren door de Duitsers gedwongen om ons huis te verlaten. De Duitsers verwachtten een aanval op IJmuiden. We gingen aan de Nieuwe Gracht wonen boven een geheime drukkerij waar verzetskranten gedrukt werden. Mijn broer wist daarvan. Daar maakten we de Hongerwinter mee. Tijdens een razzia hebben de Duitsers ons huis helemaal doorzocht en alles overhoopgehaald. Er lagen oude kleren van mijn vader onder het matrasje in mijn ledikantje. De Duitsers wilden weten waar mijn vader was. Dat was een hele nare situatie. Net als de dag dat we een magere man zagen lopen op de Nieuwe Gracht die in de vensterbank ging zitten en er zo vanaf gleed. Hij ging daar dood van de honger. Van mijn moeder moest ik snel doorlopen. Ze kon hem toch niet helpen. Er was niet alleen weinig te eten, maar ook weinig kolen om het huis te verwarmen. Er zijn dus heel veel bomen omgehakt. Dit was verboden, dus erg gevaarlijk. Mijn zes jaar oudere broer Kees werd met de houtzaag van mijn vader naar het Bolwerk gestuurd om hout te halen. Hij is toen een keertje beschoten door de Duitsers, maar niet geraakt. Mijn moeder verstopte het hout dan onder het dekentje in de kinderwagen en zette mij er bovenop.’

Wat aten jullie in de Hongerwinter?
‘We hadden erg weinig te eten. Soms kwam er iemand van het verzet wat geld brengen, omdat mijn vader bij de marine zat. Soms kreeg mijn moeder een pondje graan voor oude kleren van mijn vader waar ze nieuwe kleren van had genaaid. Er was alleen water om het graan mee te mengen, dus dat was heel vies. Alles wat eetbaar was, werd opgegeten. We aten zelfs stiekem het hondenvoer van de hond van de buren uit het bakje op de gang. Een andere keer was mijn moeder geitenvlees aan het klaarmaken, maar toen dacht ze: “Dit zijn geen haren van een geit…dit zijn hondenharen!” Het bleek de keeshond van de buren van een paar huizen verderop te zijn die was verdwenen. Toch aten we het op. Verder pikte mijn broer weleens eten. Zo rende hij achter een paard en wagen met een zak aardappelen erop. Hij sneed de zak stiekem open met een mesje. De politie schoot op hem, maar hij is niet geraakt.’

Was u weleens bang dat er een bom in de buurt zou vallen als er een vliegtuig over vloog?
‘Nee, ik kan mij herinneren dat we juist enthousiast stonden te juichen als de jagers elkaar aanvielen. Aan het eind van de oorlog was ik vijf jaar en gingen wij op het schuurdak staan in Haarlem-Noord. Vooral als er een ‘Messerschmitt’ naar beneden werd gehaald, dat waren Duitse jachtvliegtuigen. De ‘Spitfires’ waren de Engelsen. Ik weet ook nog dat er in de laatste maanden van de oorlog ook brooddroppings van Zweedse vliegtuigen waren.’

Wat weet u nog van de bevrijding?
‘Mijn moeder was heel blij, dus wij waren als kinderen ook heel blij. Er waren grote feesten op straat. Vlak na de bevrijding verscheen mijn vader bij ons thuis. Hij was voor mij een vreemde in uniform. Vanwege de Duitse uniformen was ik bang voor uniformen, dus ik was bang voor hem en kroop weg achter mijn moeder. Ik herkende hem niet, want ik had hem nog nooit in levende lijve gezien behalve op de foto natuurlijk. Het heeft jaren geduurd, voordat ik een beetje contact met hem kreeg.’

 

 

 

 

 

 

 

Contact


Heb je een vraag aan ons? Wilt u meedoen als verteller, als basisschool, of een bijdrage leveren door een interview te begeleiden? Neem contact op, we helpen graag verder.

Christine: +31 6 816 834 18

NL41 TRIO 0254 753892