‘Het was wel gevaarlijk, maar dat besefte ik pas achteraf’


Isaac, Keet, Duuk en Luna vertellen het verhaal van Tom Simonis
Mariotteplein 29 huisAmsterdam-Oost

Tom Simonis heeft al een paar kopjes thee op wanneer Isaac, Keet, Duuk en Luna binnenkomen voor het interview. Zij hebben er al net zoveel zin in als Tom, al zijn sommige kinderen best zenuwachtig. Maar dat duurt niet lang, want Tom is lief en al snel is het gezellig en gaat het gesprek helemaal vanzelf.

Hoe wisten jullie in die tijd wat er gebeurde?
‘Mijn broer had een kristalontvanger gebouwd. Dat was een soort radio waar je geen stroom voor nodig had. Zo konden we naar de Engelse zender luisteren, waar we de nieuwsberichten hoorden. Mijn vader is toen een krant gaan maken om ook anderen op de hoogte te stellen. Hij schreef de berichten uit en mijn moeder typte het op carbonpapier. Daarmee kon je wel vijf exemplaren per keer maken. Deze krantjes, ‘Hier is Londen’ genaamd, gingen naar bekenden in de buurt, onder andere naar wethouder Franke, waar na de oorlog een straat naar is vernoemd, omdat hij de Februaristaking mee heeft georganiseerd. Ook mijn vader had daarbij meegeholpen. Hij is opgepakt en zat anderhalf jaar gevangen. In die tijd was het moeilijk voor mijn moeder om aan eten te komen en werd mijn verjaardag niet gevierd.
Over die krantjes: er kwam steeds meer belangstelling voor. Op een gegeven moment moesten we wel veertig exemplaren hebben. Mijn moeder typte dat allemaal uit. Als het klaar was, mocht ik ze gaan bezorgen. Onder andere eentje hier op de Linnaeushof, waar we nu zitten. Op een dag stond er een grote man voor de deur. Marnix was zijn schuilnaam. Hij zei dat hij 200 exemplaren wilde hebben. Dat was te veel voor mijn moeder om uit te typen, dus regelde hij een stencilmachine. Ik moest die kranten afleveren bij het bureau van verzet aan de Plantage Middenlaan, tegenover het aquarium van Artis. Het Tropenmuseum, toen nog het koloniaal instituut, was een kazerne van de Duitsers geworden. De straten waren helemaal afgezet. Ik had geen zin om te lopen, dus verborg ik de kranten onder m’n jack. Ik kroop onder het prikkeldraad door, liep helemaal langs de waterkant en dan weer onder het prikkeldraad door. Op de terugweg deed ik hetzelfde. Dat heb ik maandenlang een paar keer per week gedaan. Het was wel gevaarlijk, maar dat besefte ik pas achteraf.’

Had u Joodse vriendjes?
‘Ik had een Joods vriendje in de Transvaalstraat. Voor ons, niet Joods, was het verboden met Joden om te gaan en andersom ook. Maar als jongen van elf had je daar lak aan. Op een dag was ik er op bezoek toen de straat werd afgezet vanwege een razzia. Huis voor huis werd uitgekamd en iedereen moest naar buiten, ook ik. De moeder van mijn vriendje probeerde nog duidelijk te maken dat ik er niet bij hoorde, maar daar hadden de Duitsers niets mee te maken, ik moest mee. We liepen de straat uit, samen met andere gezinnen opgejaagd naar de tramhalte bij de Linnaeusstraat. Ik dacht: hoe kom ik hieruit? Bij de tramhalte heeft de moeder van mijn vriendje nog een keer tegen een agent uitgelegd dat ik er niet bij hoorde. De agent vroeg mijn naam en adres en toen zei hij: “Maak dat je wegkomt!” En dat deed ik dus.’

Heeft u honger geleden of kou gehad?
‘Tijdens de spoorwegstaking van september 1944 stonden op de dijk tientallen treinwagons met fruit en groente uit het Westland, bestemd voor Duitsland, stil. Toen zijn we met een heleboel mensen uit de buurt daar naartoe gegaan. Het gerucht ging dat dat mocht, en inderdaad werden mensen toegelaten wat eten weg te pakken. Maar opeens begonnen de Duitsers op ons te schieten. We zijn toen allemaal plat op de grond gaan liggen. Een vriend van me, die een klein eindje verderop lag, werd daarbij geraakt door een kogel. Hij heeft er hoofdletsel aan overgehouden waar hij zijn verdere leven last van heeft gehad. Ik dacht ook dat ze mijn vader raakten. Toen ik kans zag om naar huis te gaan, riep ik: “Ze hebben m’n vader vermoord”. Ik klopte thuis aan, want een deurbel hadden we toen niet bij gebrek aan elektra, en weet je wie er opendeed: mijn vader! De groente hebben de Duitsers laten vergaan in de wagons, daar is nooit wat van bij de mensen terechtgekomen. We hadden enorme honger die winter. Je had een gaarkeuken in de Montessorischool waar je uren in de rij moest staan voor een pan soep. Dat was heet water met aardappelschillen erin. Maar we waren blij dat we iets hadden. Ook kwam er die winter maar een paar uur per dag water uit de kraan. ’s Avonds lazen we met z’n allen rond één waxinelichtje. We gebruikten ze maar één per keer om de waxinelichtjes niet te snel op te maken.’

  

Contact


Heb je een vraag aan ons? Wilt u meedoen als verteller, als basisschool, of een bijdrage leveren door een interview te begeleiden? Neem contact op, we helpen graag verder.

Christine: +31 6 816 834 18

NL41 TRIO 0254 753892