‘Het was een onrustige tijd en ik wilde niet terug’


Sara, Darice, Faizaan en Kyano vertellen het verhaal van Yvonne Terborg
SurinameAmsterdam-Zuidoost

Of Yvonne Terborg soms familie is van hun theaterjuf die dezelfde achternaam heeft, vragen Sara, Darice, Faizaan en Kyano zich af. Dat blijkt het geval; het is haar tante. In de ouderkamer van OBS Wereldwijs laat Yvonne prachtige foto’s van haar familie zien, een boekje van haar vader met handgeschreven medicijnrecepten en zelfgemaakte handwerkjes van haar oma uit 1882.

Wat kunt u vertellen over uw familie?
‘De achternaam Terborg, van mijn vader, is een hele Nederlandse naam. Vroeger hadden de tot slaaf gemaakten alleen een nummer. Toen kregen ze de namen van hun Nederlandse eigenaren. Daarom hebben wij die achternaam. Mijn vader was dominee, maar eigenlijk ook arts en onderwijzer. In het binnenland van Suriname was geen arts of onderwijzer. Daarom ging mijn vader dat doen. Hij heeft denk ik een soort EHBO-cursus gedaan. Ik heb twee jaar geleden een boekje van hem gevonden. Daarin beschreef hij medicijnen en behandelingen. Dat binnenland was toen niet zo bereikbaar als nu, met de auto. Je moest eerst een hele dag varen vanaf Paramaribo. Dan bleef je ergens overnachten en dan moest je de volgende ochtend met de bus en dan nog eens een paar uur varen. Je was bijna twee dagen onderweg. Hij deed daar de kerkdiensten en had er een schooltje opgezet. Mijn tante heeft heel lang geleden een uitgebreid stamboomonderzoek gedaan van mijn moeders kant. Mijn stamvader was eigenaar van de plantage Carolina, dat hij voor vijftig gulden had gekocht. Hij heette Wijngaarde en zijn vader was Portugees.’

Hoe was uw schooltijd?
‘Wij woonden voor mijn vaders werk dus in de binnenlanden van Suriname. Toen ik naar de basisschool ging, moest ik naar Paramaribo. Toen ben ik bij een tante gaan wonen die een internaat had. Dat was leuk, want er waren veel kinderen. Maar er was één jongetje dat wij niet leuk vonden. Toen wij over hem gingen klagen, moesten wij zelf weg. Daarna kwam ik bij een hele strenge tante terecht, maar ook daar was het heel leuk, want zij had een groot erf waar we altijd speelden. Het was net een kleine plantage, met koffiebomen en citrusbomen. We hadden geen speelgoed, maar de bomen, waarin we klommen, waren ons speelgoed. Later gingen we ook vliegers maken. Maar er waren zoveel bomen dat de vliegers vaak vast bleven zitten. Ik vond het niet moeilijk om zo te leven. We wisten dat we onze ouders twee keer in het jaar zagen. Alleen het afscheid was elke keer vervelend.’

Wat voor koloniale sporen zijn er nog in Suriname te vinden?
‘Als je in Suriname rondloopt, zie je nog heel veel Nederlandse sporen, zoals de Nederlandse straatnamen. Ik woonde zelf bijvoorbeeld op de Gravenstraat en in de Rust en Vredestraat. Je had verder ook de Jodenbreestraat, de Herenstraat, de Wilhelminastraat en noem maar op. Ook kwam de koningin vaak naar Suriname, want ze was ook onze koningin. Wij waren gewoon Nederlanders, want wij hadden de Nederlandse nationaliteit. De koningin was heel geliefd in Suriname. Als ze kwam, moesten wij het Wilhelmus en andere liederen zingen. Op school zongen we ook altijd het Wilhelmus en dan werd de Nederlandse vlag gehesen. We hadden kleren aan in dezelfde kleuren als de vlag. Zo stonden we in de volle zon te zingen en met vlaggetjes te zwaaien.’

Wanneer kwam u naar Nederland?
‘Ik was in 1975 al eens voor een korte vakantie in Nederland geweest. Het viel mij op hoe licht het hier in Nederland was en ik zag alleen maar hoge flats. Het was heel anders dan in Suriname. Als je in Suriname aankomt, zie je alleen maar groen, alleen maar jungle. In 1981 kwam ik nog een keer, toen om een opleiding te volgen. In Paramaribo had ik een kapsalon, maar ik wilde ook een schoonheidssalon erbij hebben. Die opleiding kon je niet in Suriname doen, dus ging ik dat in Nederland doen. Een groot deel van mijn familie was ook al hier. Toen ik die tweede keer hier was, vonden de Decembermoorden plaats in Suriname. Het was een onrustige tijd, het was eigenlijk een burgeroorlog. Ik wilde toen niet meer terug, dus ben ik na het afronden van mijn opleiding gebleven. Toen ik hier nog niet zo lang was – ik woonde hier bij Kraaiennest – ging ik naar het winkelcentrum. Ik pakte een potje om het etiket te lezen en ik zette het weer terug. Toen kwam een winkelmedewerker naar me toe en vroeg me waar het potje was gebleven. Ik zei dat zij eerst in het rek moest kijken. Ik was heel boos. Ik vertelde het thuis aan mijn zus en die zei dat ik er maar rekening mee moest houden, want in dit winkelcentrum houden ze je in de gaten als je een kleurtje hebt.’

Contact


Heb je een vraag aan ons? Wilt u meedoen als verteller, als basisschool, of een bijdrage leveren door een interview te begeleiden? Neem contact op, we helpen graag verder.

Christine: +31 6 816 834 18

NL41 TRIO 0254 753892