‘Het was een kleine buurt, dat door de Duitsers was aangewezen joods getto’


Christina, Rayan en Tarek vertellen het verhaal van Jacob Joshua 8 jaar toen de oorlog begon
AsterdorpAmsterdam-Noord

Ongeveer 300 joden moesten tijdens de oorlog naar getto Asterdorp verhuizen, ook Jacob met zijn ouders, zus en broer. Hij herinnert zich vooral zijn angst in de nacht, als er weer buren werden weggehaald.

Hoe kwam u in Asterdorp terecht?
“In april 1943 kwam er een NSB’er bij ons aan de deur. Wij woonden toen in Utrecht, in een smal straatje. De NSB’er wilde onze woning bekijken. Daarop zei hij: ‘Ik wil hier wonen en jullie gaan eruit’. En zo kwamen wij in Asterdorp terecht, mijn ouders, zus, broertje en ik. Het was een kleine buurt, dat door de Duitsers was aangewezen joods getto.”

Wat herinnert u zich van Asterdorp?
“We woonden in een klein huisje. Aan de overkant van het water stond de Fokkerfabriek, gecamoufleerd met doeken, zodat de geallieerden de fabriek vanuit de lucht niet konden zien. En ik herinner me van Asterdorp vooral hoe bang ik was. Wat zou de nacht ons nu weer brengen? Iedere nacht kwam de politie bewoners weghalen. Ze kregen vijf minuten de tijd om hun spullen te pakken en moesten dan mee. Eerst waren er nog zo’n driehonderd families in Asterdorp, maar elke dag werden dit er minder. Wij waren als laatste over en uiteindelijk moesten ook wij vertrekken.”

Wat gebeurde er met uw gezin?
“We werden weggevoerd naar kamp Westerbork. Ik herinner me van daar dat we nog samen Chanoeka vierden, een joods feest waarbij alle jongens samenkwamen en overal lichtjes waren. Maar ook dat we ons elke dag in rijen moesten opstellen en dan werden er mensen uitgepikt die naar concentratiekampen in Duitsland en Polen werden gebracht. Wij moesten naar concentratiekamp Bergen-Belsen, in veewagens van een goederentrein werden we weggebracht. Alle ouders moesten er werken, terwijl de kinderen in het kamp bleven. Iedere dag stonden we urenlang op een grote buitenplaats omdat de Nazi’s de mensen moesten tellen, in zomer of winter, zon of regen. Speelgoed was er niet. Wel kan ik mij herinneren dat een paar mensen in het kamp voor de jeugd zorgden. Zij zongen soms liedjes met ons. En ik had gelukkig ook vrienden in het kamp. Sommige van hen leven nog. Maar mijn vader overleefde het concentratiekamp niet, hij is aan voedselgebrek gestorven, net als vele anderen.”

Contact


Heb je een vraag aan ons? Wilt u meedoen als verteller, als basisschool, of een bijdrage leveren door een interview te begeleiden? Neem contact op, we helpen graag verder.

Christine: +31 6 816 834 18

NL41 TRIO 0254 753892