‘Het regende ‘s nachts granaatscherven op straat’


Reda en Ceylin vertellen het verhaal van IJsbrand Rogge
Jacob van Lennepkade 59Amsterdam-West

Visserschoolleerlingen Reda en Ceylin bezoeken IJsbrand Rogge (1929). Eigenlijk zou Luca ook mee gaan, maar die was ziek. Meneer Rogge laat bij binnenkomst eerst zijn filmcamera’s zien. De camera’s werden al lang voor de oorlog gebruikt. Zijn vader heeft er nog mee gefilmd. Zelf heeft IJsbrand Rogge ook films gemaakt. Na afloop van het gesprek geeft hij de kinderen zijn visitekaartje met YouTube-adres, zodat ze thuis dat kunnen bekijken.

Hoe merkte u dat de oorlog begon?
‘We hoorden op de radio dat de Duitse troepen waren binnengevallen. Daarna gingen mijn vader en ik gewoon een wandelingetje maken. We liepen naar het Damrak, toen plotseling het luchtalarm afging. Snel zijn we bij een ijssalon naar binnen gegaan. We hoorden bommen vallen. Die kwamen terecht op de Blauwburgwal, vlak achter het Damrak. Daarbij zijn veertig mensen omgekomen. Ook merkten we dat het oorlog was door de vliegtuigen die over de stad kwamen. De Duitsers begonnen dan met hun afweergeschut en dat knalde. Meestal was dat ’s nachts. Dan regende het granaatscherven op straat. Wij lagen dan in bed te trillen. Maar de volgende dag gingen we vroeg op om die scherven te zoeken. Die verzamelden we als kind. Dan deden we wie de mooiste scherf had.’

Moest u vaak naar de gaarkeuken?
‘Ja, er was vlak bij huis aan de Jacob van Lennepkade een plek waar iemand stond met een grote pan, waar soms tulpensoep in zat. Op het laatst was er niets meer. We zaten thuis, hadden het koud. Er was geen licht, geen gas, niks meer. Toen ging ik met mijn broer en moeder lopend naar de Veluwe, met een lege koffer. Daar waren nog boeren die nog wat te eten hadden. Daar gingen we dan bedelen. “Heeft u een boterham voor me?” vroegen we. Alles was goed, we aten ook tulpenbollen. Dat namen we dan mee terug in de koffer. Zo heb ik drie hongertochten gemaakt. Later ben ik samen met mijn broer een paar maanden in Friesland bij een boer gaan wonen. De honger was hier in het Westen, maar daar hadden ze genoeg te eten.’

Bent u of is iemand uit uw familie wel eens opgepakt?
‘Nee, ik was elf jaar, dus nog te jong, en ik was niet Joods. Mannen tussen de achttien en vijftig werden opgepakt om te werken in Duitsland. Mijn vader was zestig, dus die pakten ze niet op. Maar in de laatste dagen van de oorlog was ik al zestien en er was toen een verordening dat je je vanaf vijftien jaar moest aanmelden om te werken. Veel mensen waren ondergedoken om niet te hoeven werken, maar in Amsterdam woonden de meeste mensen in hele kleine appartementjes en was er geen ruimte om je te verstoppen. Ik was toen vanwege de Hongerwinter in Friesland en heb me niet aangemeld. Gelukkig kwam de bevrijding toen snel. Maar na de oorlog moest ik het leger in. Ik werd ingedeeld bij de veldartillerie om naar Indonesië te gaan. Maar omdat ik tegelijk bij de bank ging werken en daarvoor naar Hongkong en naar Japan moest, kreeg ik uitstel. Uiteindelijk ben ik gelukkig nooit in het leger geweest.’

Hoe merkte u dat de oorlog was afgelopen?
‘Oh, dat merkte je wel! In april 1945 zat ik dus op die boerderij in Friesland en opeens hoorden we: “We zijn bevrijd! De Canadezen komen!” Het hele dorp liep uit naar de grote verkeersweg. We wachtten en wachtten en toen kwamen er legerwagens aan en iedereen ging juichen! Het roept nog steeds emoties bij me op. Op mijn oude dag krijg ik ook sneller tranen. Vroeger, toen ik zo jong was als jullie, huilde ik nooit, maar nu als oude man huil ik wel. Ik heb teveel meegemaakt.’

Contact


Heb je een vraag aan ons? Wilt u meedoen als verteller, als basisschool, of een bijdrage leveren door een interview te begeleiden? Neem contact op, we helpen graag verder.

Christine: +31 6 816 834 18

NL41 TRIO 0254 753892