‘Het moeilijkste vond ik dat je niet vrij was’


Aro, Ayah en Ward vertellen het verhaal van Bep Last
Zaandam

Een kwartier voor het begin van het interview met Bep Last komen Aro, Ayah en Ward van basisschool Het Zaanplein nog even samen bij juf Jannie om hun vragen door te nemen. Ze vinden het spannend om iemand te interviewen die de oorlog nog echt heeft meegemaakt. Isabella had er ook bij moeten zijn, maar helaas is zij ziek.

Hoe oud was u tijdens de Tweede Wereldoorlog?
‘Ik woonde tijdens de oorlog in Zaandam. Ik ben nu 91, maar toen de oorlog in 1940 begon was ik tien jaar. Ik had twee oudere broers, die uit het eerste huwelijk van mijn vader komen. Ikzelf ben een dochter van zijn tweede vrouw.’

Hoe was het begin van de oorlog voor u?
‘Er hing dreiging in de lucht, dat voelde ik wel. Ik hoorde op 10 mei om een uur of vijf in de ochtend al veel mensen praten. Ik lag nog in bed. Vreemd! Ze praatten over oorlog. Ik hoorde ploffen in de lucht. Er kwamen vliegtuigen uit Duitsland overvliegen en die ploffen waren van het Nederlandse afweergeschut. Ik vond het vreselijk!’

Wat vond u van de Duitsers?
‘De Duitsers waren eerst heel vriendelijk, maar later werden ze steeds strenger. Het voedsel kwam op de bon. Daar kon je in het begin genoeg van eten. Vanaf 1942 moesten veel mensen naar Duitsland toe. Toen kregen mijn broers ook een oproep dat ze naar Duitsland moesten. Er kwam ‘s avonds een meneer bij ons thuis. Hij heette meneer Floris, dat weet ik nog. Die wilde dat zij gingen onderduiken. Daar hadden wij nog nooit van gehoord. Ze verdwenen zomaar. Ze bestonden gewoon niet meer. Ze kregen dus ook geen bonnen om te eten. Mijn broers gingen naar een adres in de Achterhoek, op een boerderij. We konden nog wel met ze schrijven, via een mejuffrouw.’

Wat vond u het moeilijkste in de oorlog?
‘Het moeilijkste vond ik dat je niet vrij was. Je moest de Duitsers gehoorzamen. En ik was erg bang dat een overtrekkend vliegtuig zou worden neergeschoten en zijn bommen zou laten vallen. Dan lag ik te bibberen in mijn bed. En later de honger! De mensen trokken het platteland op om zoveel mogelijk voedsel bij de boeren te halen. Dat deed mijn vader ook, op de fiets. Hij kwam dan thuis met witte en rode kolen. Hij had zo veel kolen dat hij niet meer kon fietsen. Hij kwam lopend thuis. Mijn moeder maakte koolsoep, maar dat was alleen kool met water. We kregen per persoon een klein half broodje per week op de bon. Het was niet lekker. Er was ook een gaarkeuken op de Burcht. Meestal moest ik daar naartoe met een pannetje. Ook dat was niet lekker, er zaten aardappelschillen in.’

Kunt u iets vertellen over de Bevrijding?
‘Er werd meel naar beneden gegooid vanuit een vliegtuig. Iedereen kreeg een heel brood! Geweldig! De onderduikers kwamen ook weer naar buiten. Mijn broers kwamen weer terug. Mijn ene broer had op een boerderij gezeten met veertien anderen. Die is toen verraden. De boerderij werd in brand gestoken. Mijn broer zat iets verderop in een hol onder de grond. Daar lag ook munitie. Toen zijn ze achter de ruggen van de Duitsers via een droog liggende sloot kruipend ontsnapt. De boer werd voor de ogen van zijn zussen doodgeschoten. De zussen niet, die werden achtergelaten bij de brandende boerderij.’

 

Contact


Heb je een vraag aan ons? Wilt u meedoen als verteller, als basisschool, of een bijdrage leveren door een interview te begeleiden? Neem contact op, we helpen graag verder.

Christine: +31 6 816 834 18

NL41 TRIO 0254 753892