‘Het leek of de hele wereld kapot was’
Yves, Oscar, Tymen en Ayden vertellen het verhaal van John Geelof
Amsterdam-Noord
John Geelof heeft al allemaal spullen van de oorlog klaarliggen als Yves, Oscar, Tymen en Ayden, leerlingen van het Wespennest in Amsterdam Noord, bij hem op bezoek komen. Meneer Geelof, vier jaar toen de oorlog begon en woonde op het Plejadenplein in Tuindorp Oostzaan. Het uur is zo voorbij na de verhalen over zijn vader en zijn eigen herinneringen aan de oorlog.
Hoe was het voor u toen de oorlog begon?
‘Mijn vader was sergeant bij de infanterie en die had ik al bijna een jaar niet gezien. Toen de oorlog voorbij was, werd hij krijgsgevangen gemaakt, toen was hij er ook niet. Je bent een klein jongetje, je hebt een leuke vader, maar die is er niet. In de nacht van 11 naar 12 mei, kreeg mijn vader met zijn soldaten plotseling de opdracht om in het hartstikke donker, want er was geen maan, naar een grote stad ergens in de Randstad te gaan, voor de bewaking van een vliegveldje. Dat kon overal zijn. Toen hij een beetje gewend was aan het donker, ontdekte hij dat hij dat hij vlakbij zijn huis was! Toen kreeg hij toestemming om naar huis te gaan en dan mocht hij twee uur slapen. Want ze hadden helemaal niet geslapen sinds de Duitsers waren binnengevallen. Maar dat wisten wij niet natuurlijk. Het was nacht. We hadden zo’n klingelbel, daar moest je aan trekken. Mijn moeder zag drie soldaten voor de deur! In het midden stond mijn vader. Hij kwam binnen en mocht dus twee uur slapen.
Toen werd mijn vader krijgsgevangene gemaakt en was hij ook weer maanden weg. Op een dag kreeg mijn vader te horen dat hij geen krijgsgevangene meer was, want ze hadden te weinig schoolmeesters en die Duitsers hadden ook wel in de gaten dat ze die moesten hebben.’
Kende uw vader mensen in het verzet?
‘Mijn vader kwam weer thuis en toen ging hij in het verzet. Eerst hielp hij om geheime krantjes te schrijven en later ging hij zelfs wapens meenemen en dat ging een keertje bijna mis. Hij had een tas met een paar revolvers erin, die hij moest wegbrengen, en hij moest helemaal naar Amsterdam-Zuid. Onderweg werd de tram stilgezet en kwamen er Duitse soldaten binnen. Iedereen moest zijn persoonsbewijs laten zien en ook laten zien wat er in de tas zat. Mijn vader praatte een beetje Duitse en hij zei toen: ‘Ik moet naar het hoofdkwartier en nu kom ik veel te laat!’. De soldaat zei ‘stap hier maar uit meneer’ en toen was hij vrij.
Een jaar later moest hij ook die wapens wegbrengen, die waren voor de verzetsgroep in Haarlem. Daar moest hij naar een restaurant toe en bij de wc zou een er iemand zijn, die die wapens in bezit zou nemen. We kwamen in dat restaurant en al die Duitsers waren in het Duits aan het zingen. Dat jongetje met die blauwe ogen vonden ze wel een leuk jongetje. Ondertussen dacht mijn vader ik moet toch naar die wc gaan. Daar zat ik met al die Duitse soldaten, die vonden het wel grappig. Ik kreeg chocola, maar voelde me ongemakkelijk. Het is gelukkig allemaal goed afgelopen.’
Is hij nooit opgepakt?
‘Een maand later was mijn vader voor de klas, en er waren een aantal militairen van de Sicherheitsdienst, en die zeiden ‘bent u Herr Geelof? Mitkomen!’. Bij het hoofdkwartier van de veiligheidsdienst is hij een aantal dagen verhoord. Hij wist alleen één ding, ik moet mijn kameraden uit het verzet niet verraden. Een nacht liepen al die Duitsers door mekaar heen op de gang. Er was paniek en stond de deur open. Mijn vader is gewoon naar die buitendeur gewandeld, heel rustig, en toen hij buiten in het donker was is hij gaan rennen. Daarna is hij ondergedoken.
Wat is het heftigste dat u heeft meegemaakt?
‘Voor mijzelf was het het één van de bombardementen op de Fokkerfabriek. Mijn moeder had gezegd ‘je hebt veel te lange haren, je moet naar de kapper’. Achter ons was het Mercuriusplein, er was een kapper met een hele grote bochel. Toen gingen de luchtsirenes af en alle kinderen moesten in de kast onder de trap gaan zitten, maar ik was de langste van allemaal en moest bij de mannen blijven zitten. Ik kon in de deuropening zien wat er gebeurde. Toen brak de hel los. Eerst werden de bommen neergegooid op de scheepswerf, daarna hoorde je even later de ontploffingen van de vliegtuigfabriek van Fokker, waar alles in brand vloog en toen klonk het ver weg bij Ketje. Het was zoiets ergs; het leek of de hele wereld kapot was.’
Heb je een vraag aan ons? Wilt u meedoen als verteller, als basisschool, of een bijdrage leveren door een interview te begeleiden? Neem contact op, we helpen graag verder.