Het komt zoals het komen moet: kun je het aan of niet?


Ethem, Mouad, Duygu en Yiwen vertellen het verhaal van Tilly Snellen-Van Vollenhoven

Ethem, Mouad, Duygu en Yiwen van het Edith Steincollege in Den Haag, interviewden mevrouw Tilly Snellen over haar jeugd in voormalig Nederlands-Indië.
Het interview werd gehouden in het Indisch Herinneringscentrum.

Wat is uw afkomst?
‘Tijdens de Japanse bezetting hadden wij een pandafteran, een soort pas waarin precies werd opgeschreven wat jouw roots waren. Ik ben van gemengde afkomst. Ik noem mijzelf nooit halfbloed, maar ratatouille. Ik heb van alles in mij zitten. Indiaas bloed. Deens, Duits. Mijn opa was Duits, mijn oma was van Curaçao, maar gemengd met Nederlands. Ze zag er getint uit. Ze sprak keurig Nederlands. Mijn voormoeder was een prinses uit de Kratong. De Sultan van de Kratong, beschermde mensen die uit de Kratong kwamen.

Was u bang toen de oorlog uitbrak?
‘Ik was bang om op straat te komen. Meisjes werden van de straat geplukt en in een bordeel voor de Jappen gegooid. Deze meisjes werden troostmeisjes genoemd. Ze kwamen soms ook aan huis om meisjes mee te nemen. Ik was daar als de dood voor. De gegoede meisjes waren voor de officieren en de minderen voor de soldaten. Ik was vijftien en moest vaak boodschappen doen op de markt en droeg zo veel mogelijk kleding om maar niet op te vallen. Ze reden met een jeep langs en trokken je mee. Je moest buigen voor Japanners, zo diep mogelijk. Als je niet diep genoeg boog, kreeg je een klap voor je hoofd: dieper! We mochten niet naar school. Ik maakte me daar zorgen over. Ik dacht al aan mijn toekomst. Ik hoorde dat er een leraar was, die stiekem les gaf in typen, steno enz. Ik ging in het geheim op de fiets, zonder banden, banmatti, naar die leraar. Ik heb daar diploma’s gehaald die later goedgekeurd werden.’

Heeft u in een kamp gezeten?
‘Ik heb in twee kampen gezeten. Het eerste was in een woonwijk in Djokja, dit was ook dankzij die Sultan van de Kratong, hij heeft onze familie een beetje geholpen, omdat hij ons kende. We waren wel vrij, maar aan onszelf overgelaten. De buren kwamen ’s avonds eten brengen.

Na de Japanse capitulatie begon de Bersiap-periode.

Er kwam een groep jonge Indonesiërs met bambu-runcing, bamboestokken met een ijzeren punt of in punt gesneden. Er zijn veel mensen vermoord door Indonesiërs, opgefokt door de Japanners. Een kleine jongen met mitrailleur moest ons onder bedwang houden. We werden in een kamer gedreven. Als hij een verkeerde beweging maakte gingen we er allemaal aan. Ze hebben het huis helemaal leeggeroofd.

Daarna werden we door de Indonesiërs geïnterneerd. Ze waren handtastelijk, ze pestten je. Je was machteloos en hoopte maar dat ze je niets aandeden. Je moest in die tijd doorgaan, je mag geen last zijn voor je medegevangenen. Je zat in een verschrikkelijke tijd. Er was bijna geen eten. Mijn zusje en ik werden later gescheiden.

Wanneer bent u naar Nederland gekomen?
‘Toen er vrede was, werkte ik als secretaresse. Mijn Hollandse baas had personeel nodig voor het magazijn. Ik moest een advertentie zetten in de krant. Als er jonge Indonesische studenten op afkwamen,  moest ik zeggen dat de vacature al vergeven was. Want hij noemde ze troublemakers. Dat deed ik, maar toen kwam er een man een paar keer en iedere keer zei ik dat de vacature vergeven was. Maar hij vertrouwde het niet. Toen kreeg ik een dreigbrief, van deze man. Hij zei dat ik moest oppassen, dat ik niet moest doen alsof ik beter was dan hij, want ik was hier ook geboren en getogen. Dat was het hele probleem: zij dachten dat wij ons beter voelden dan de Indonesiërs. De commissaris van de politie, een Indonesiër, heeft mij toen aangeraden om weg te gaan, want hij vond het een duidelijke bedreiging. Ze wisten waar ik woonde en dat ik alleen was.

Toen ben ik gevlucht. Ik ben in mijn eentje hier gekomen. Ik werd opgevangen door vrienden, die al eerder naar Nederland waren gekomen. Ik had geen familie hier. Ik ben meteen gaan werken en heb nog meer cursussen gevolgd. Ik ben op kamers gaan wonen. Ik heb alles zelf gedaan.

Ik heb hier ook wel wat vervelende dingen meegemaakt, maar als je zulke dingen hebt meegemaakt als tiener, dan geloof ik dat je toch wel heel wat kan hebben. Het komt zoals het komen moet: kun je het aan of niet?’

 

Contact


Heb je een vraag aan ons? Wilt u meedoen als verteller, als basisschool, of een bijdrage leveren door een interview te begeleiden? Neem contact op, we helpen graag verder.

Christine: +31 6 816 834 18

NL41 TRIO 0254 753892