‘Het klappertanden van mijn vader’


Oscar, Basak, Dima,/n Cenna en Line vertellen het verhaal van John Philips 6 jaar toen de oorlog begon
KraijenhoffstraatAmsterdam-Oost

Wij interviewden meneer John Philips over zijn buurt tijdens de oorlog en over zijn onderduik. Hij woonde met zijn broers en zussen in de Czaar Peterbuurt. Zijn vader was communist. Zijn oudere broers deden illegale dingen.

Hoe merkte u dat het oorlog was?
“Ik herinner me dat wij als kinderen altijd honger hadden en op zoek gingen naar eten. Met mijn vriendjes zocht ik bijvoorbeeld vaten waar je nog wat stroop uit kon scheppen. Ik herinner me ook de geur van versgebakken brood bij de militaire bakkerij van de Moffen in de Conradstraat. Wij konden het brood niet kopen, het was voor de soldaten. De broden werden vervoerd met paard en wagen met een zeil eroverheen, voorop zat een militair met een geweer. Op een keer gingen we er met een stel jongens achteraan. Een van ons maakte het zeil open, kroop eronder en gooide een voor een die broden op straat. Maar er kwamen veel meer mensen op af, waardoor die soldaat het in de gaten kreeg en in de lucht ging schieten. Ik vluchtte snel weg, maar wel met twee grote broden onder mijn arm!”

Zat er iemand van uw familie in het verzet?
“Mijn vader was communist. Mijn oudere broers deden illegale dingen, zoals aanplakbiljetten ophangen en illegale kranten verspreiden. Ik vond het een hele nare spannende tijd, de Duitsers wilden mijn vader en broers oppakken. Toen ze hen niet konden vinden, hebben ze mijn moeder opgepakt. Ik heb twee dagen een beetje wezenloos op straat rondgezworven met mijn twee broertjes. Tot ik mijn moeder weer zag, ik was zo blij. Ze was vrijgelaten. Ze hadden haar twee dagen in een kast opgesloten. Ze heeft natuurlijk niet gezegd waar mijn vader en mijn broers waren. Mijn oudste broer is uiteindelijk toch nog opgepakt en naar Vught gebracht. Daar is hij zwaar mishandeld.

Daarna moesten we onderduiken, we zaten driehoog achter in de Czaar Peterstraat, maar later was het te gevaarlijk om allemaal op één adres te zitten. Mijn vader was voor de oorlog machinist bij de spoorwegen en met behulp van een oud-collega kwamen we weg met de trein. Ik weet nog dat we in het pikkedonker in de Rietlanden in een lege wagon stapten. Toen we in Assen uit de trein sprongen, stond daar opeens een Mof met een geweer. Hij schreeuwde en wilde ons gevangennemen. Ik hoorde toen een soort geklepper in het donker, het bleek het gebit van mijn vader te zijn, hij was heel hard aan het klappertanden. Ik weet niet meer waarom, maar we mochten weg.”

Hoe was het om onder te duiken?
“Ik heb eerst in Friesland op een boerderij gezeten. De boer had voor ons een luik in de hooischuur gemaakt, waar we in moesten kruipen als er onraad was. Ik kon er niet tegen om opgesloten te zijn en toen we daar een keer zaten, kreeg ik het zo benauwd dat ik het luik open trapte en naar buiten ben gerend. De boer was woedend. Daarna zijn we op een boerderij in Groningen terecht gekomen waar ik mocht helpen op het land. Daar heb ik de bevrijding meegemaakt. Aan de ene kant van de brug liepen de Duitsers, terug richting Duitsland, ze stalen nog snel even alle fietsen. Aan de andere kant kwamen de Canadezen binnen.”

foto’s: Marieke Baljé

Contact


Heb je een vraag aan ons? Wilt u meedoen als verteller, als basisschool, of een bijdrage leveren door een interview te begeleiden? Neem contact op, we helpen graag verder.

Christine: +31 6 816 834 18

NL41 TRIO 0254 753892