‘Het huilen van stoere Jelle was tot in Amsterdam te horen’


Omar, Yannick, Lucas en Sultan vertellen het verhaal van Frits Barend
AmsterdamAmsterdam-Zuid

Omar, Yannick, Lucas en Sultan uit groep 8 van de 3e Dalton in Amsterdam-Zuid vinden het spannend om als jonge interviewers een professionele journalist te interviewen. Ze hebben voor Frits Barend ook een idee voor een nieuw tijdschrift! Barend werd in 1947 geboren in een Joods gezin dat de oorlog heeft overleefd. Zijn ouders en broer Abraham zaten enkele jaren ondergedoken bij de Friese Jelle en Jeltje, die tot op de dag van vandaag een belangrijke rol in de familie spelen.

Hoe kwam u in uw jeugd te weten wat er in de oorlog is gebeurd?
‘Omdat mijn ouders mij niet met die narigheid op wilden voeden, werd er thuis niet over gesproken. Later heb ik mijn moeder wel eens gevraagd waarom ze niets vertelde. “Zo leuk was het niet,” was haar antwoord. Maar je merkt als kind dat er iets is gebeurd. Bijvoorbeeld omdat je geen grootouders meer hebt. En geen tantes, geen ooms, geen neefjes of nichtjes, niks. Die waren allemaal vermoord. Op 7 september 1942, zestien dagen voor mijn broer Abraham werd geboren, zijn zesenveertig familieleden op transport gesteld.
Ik ging al jong mee naar de jaarlijkse herdenking aan de Apollolaan en vind het nog altijd heel belangrijk om op 4 mei om acht uur twee minuten stil te zijn. Dan herdenk ik al die mensen die gestreden hebben voor onze vrijheid. Op 5 mei vier ik graag dat we hier vrij kunnen leven. Dat we iedereen toelaten in dit land. Ik kreeg van mijn ouders mee: denk nooit in groepen, maar denk in mensen. Dat vind ik een heel belangrijke boodschap. Je moet nooit iemand uitsluiten om zijn afkomst, kleur of beperking.’

Hoe kwamen uw ouders in Friesland terecht?
‘Mijn moeder was in Westerbork al zwanger en mocht voor de bevalling naar een ziekenhuis in Groningen. Mijn vader zat in een werkkamp vlakbij en mocht naar haar toe. De artsen hebben toen gezegd dat hij een besmettelijke ziekte had. Daar waren de Duitsers als de dood voor. Verzetsmensen hebben op een nacht mijn ouders en pasgeboren broer naar mensen in Groningen gebracht. Daarna zijn ze nog even teruggegaan naar de ouders van mijn moeder in Amsterdam. Mijn tante, de zus van mijn moeder, was door een vrouw op straat uitgehoord hoe het met haar zus, mijn moeder dus, ging. Die vrouw bleek een NSB’er, een verrader. Diezelfde avond stonden een Nederlander en een Duitser aan de deur, op zoek naar de drie Joden waarover ze hadden gehoord. Mijn grootmoeder zei: “Hoe durf je als Nederlander Nederlanders te verraden.” Ze liet alleen de Duitse man binnen. “Die kan er niks aan doen. Die is nu eenmaal gestuurd door de nazi’s.” De Duitser liep naar boven, deed de zolderdeur open en keek recht in de ogen van mijn moeder. Hij deed de zolderdeur weer dicht en vervolgens keek hij in de kamer waar mijn broertje, die gelukkig niet huilde, lag en deed ook die deur weer dicht. “Nichts gesehen, keine Juden hier,” zei hij tegen de Nederlander buiten, met gevaar voor eigen leven. Daarna zijn mijn ouders in Friesland ondergedoken. Ze hebben drie, vier keer echt geluk gehad. Het is mooi om te beseffen dat er dus foute én goede Duitsers waren; en foute en goede Nederlanders. Daarom kun je dus niet in groepen denken, maar alleen in mensen.’

We lazen dat u vernoemd bent naar de man van het onderduikgezin.
‘Mijn ouders wilden me geen Joodse naam geven. Stel dat er weer een oorlog zou uitbreken. Ze wilden voorkomen dat men dan alleen al door mijn naam zou weten dat ik Joods ben. Eigenlijk zwicht je dan alsnog voor de nazi’s. Ik heet dus Frits, omdat dat erg op het Duitse Fritz lijkt. Mijn broer had wel een Joodse naam, Abraham. Maar eenmaal ondergedoken bij Jelle en Jeltje de Vries in Friesland, heette hij Bertje de Vries en leerde hij Fries spreken. Als er Duitsers langs zouden komen, zouden ze zeggen dat hij hun zoon was. Jelle en Jeltje waren hele lieve mensen, die niks terugvroegen voor wat zij hebben gedaan. Dankzij hen hebben mijn ouders en broer het overleefd. Daarom gaven mijn ouders mij als tweede naam Jelle. Het vertrek overigens van mijn broer na de oorlog was een enorme klap voor zijn onderduikouders. Ik kan nog steeds emotioneel worden van het verhaal dat toen mijn ouders en broer met de boot vertrokken het gehuil van de grote, stoere Jelle tot in Amsterdam te horen was. Zijn Bertje ging weg. En ook kleine Bertje vond het heel erg, want Jelle en Jeltje waren voor hem heit en mem. Gelukkig is hun band altijd heel goed gebleven. De kinderen van mijn broer noemden hen pake en beppe, dat is Fries voor opa en oma. En ik draag de naam Jelle met trots. Ik heb mijn kinderen en de kinderen van mijn broer gezegd dat de namen altijd in de familie moeten blijven. Mijn oudste kleinzoon heet Jelle en mijn oudste nichtje heet Jeltje. En mijn kleinzoon Sam had ook graag Jelle willen heten. Mooi, hè.’

U bent de oprichter van het blad Helden. Wat denkt u van een blad met de naam Oorlogshelden?
‘Mooie naam, oorlogshelden. Bijna altijd rond 4 mei hebben we in het blad een verhaal over de oorlog. Ik heb ooit een keer uitgezocht hoe sporten in de oorlog ging. Veel mensen hebben voor de Duitsers gevoetbald of hardgelopen, met een hakenkruis op. Maar er waren ook veel sporters die verzet hebben gepleegd. De oorlog heeft dus ook in de sport een grote rol gespeeld. De Duitsers wilden net doen alsof het leven normaal was. Dus als je gewoon kunt voetballen, dan denken de mensen dat er niks aan de hand is. Zo hebben ze de sport in de oorlog gewoon misbruikt.’

Contact


Heb je een vraag aan ons? Wilt u meedoen als verteller, als basisschool, of een bijdrage leveren door een interview te begeleiden? Neem contact op, we helpen graag verder.

Christine: +31 6 816 834 18

NL41 TRIO 0254 753892