‘Het gekke was dat die bomscherven nog warm waren’


Olivia, Liselotte en Finn vertellen het verhaal van Tiny Boogers
Narcisstraat, Eindhoven

Olivia, Liselotte en Finn van De Talisman in Eindhoven wonen in de wijk waar Tiny Boogers in zijn jeugd woonde. Finn woont zelfs schuin tegenover de vroegere basisschool, De Gerardusschool, van meneer Boogers in de Orchideeënstraat. Hij werd in 1934 geboren en was 6 jaar oud toen de oorlog uitbrak. De kinderen hebben zich goed voorbereid op het gesprek.

Hoe was het om buiten te zijn als er plotseling luchtalarm was?
‘Ik zat op de basisschool in de Orchideeënstraat. Op school werd aandacht aan de oorlog besteed. We oefenden bijvoorbeeld hoe we onder de schoolbanken moesten gaan zitten als het luchtalarm afging.

Wanneer we buiten waren en het luchtalarm ging af, dan moesten we meteen bij omwonenden schuilen om te zorgen dat we veilig waren. En als de sirene opnieuw afging, nu met een andere toon, dan wisten we dat het gevaar geweken was en we veilig waren. Dan konden we weer naar buiten. Na de beschietingen ging ik vaak bomscherven zoeken op straat. Dit waren ijzeren scherven van de bommen die uit de vliegtuigen waren gevallen. Het gekke was dat die scherven nog warm waren.’

Had u genoeg te stoken en te eten tijdens de oorlog?
‘Ik ging te voet naar het spoor bij de Losweg met de treinwagons die kolen vervoerden, en haalde overgebleven kolen en kolengruis uit de wagons. Dit mocht eigenlijk niet. Mijn moeder maakte met kranten en kolengruis eierkolen. Hiermee konden we de kachel stoken. We gingen ook met de slee naar de Leenderhei om bomen te kappen voor kachelhout.

We hadden voldoende te eten in de oorlog. Mijn vader ging naar boeren om vlees of koren te kopen. Koren mocht je niet vervoeren. Ik moest dan op een zak koren gaan zitten en een cape omdoen. Na het maaien van de velden raapten we ook korenaren. Deze maalden we in de koffiemolen of we brachten ze naar de Gennepermolen. Mijn moeder bakte dan brood van het meel.’

Waarom moest u na de oorlog naar Eersel?
‘Aan het einde van de oorlog werd ik naar Eersel gestuurd omdat ik te mager was. Dit gold alleen voor mij als oudste thuis. In Eersel kwam ik samen met anderen terecht in een klooster. We hadden geen lessen, het was er erg gezellig en we kregen goed te eten.

In Eersel merkte ik niets van de oorlog. Toen ik naar huis mocht was de bevrijding en het feest in Eindhoven al geweest. Dat vond ik jammer. Thuis waren alle ramen eruit. Op de hoek bij de Leenderweg waren bommen gevallen. Aan de overkant van de straat waren de huizen weg. Gelukkig was er niemand in mijn familie gewond geraakt.

Thuis hoorde ik op de radio dat kinderen die moesten aansterken naar Engeland konden. Dat wilde ik ook en vanaf Eindhoven gingen we met een vrachtwagen naar Rotterdam. Daar gingen we op de boot naar Engeland. Er voeren allemaal schepen om ons heen. Dit waren mijnenvegers. Zij zorgden ervoor dat we veilig naar Engeland konden varen.

In Engeland kwam ik terecht in een kasteel met slaapzalen voor jongens en meisjes. We maakten bustochtjes in de omgeving, bijvoorbeeld naar een rivier met een waterval. Na de eerste drie maanden kon ik drie maanden langer in Engeland blijven. Dit wilde ik wel, ik had geen heimwee.

Ik kwam terecht op het eiland White. In dit gezin zocht de zoon voor mij Nederlandse zenders op de radio. Ik vond het moeilijk dat ik geen Engels sprak en zij geen Nederlands. De vader in dit gezin was poelier en we gingen onder andere kippen, konijnen en hazen vangen en naar de slachter brengen. Ik moest bij de boeren kippen vangen en verdiende zo een centje. Onderweg wees hij steeds dingen aan en benoemde ze. Zo leerde ik al snel Engels. Ik kwam net voor Sinterklaas weer terug in Nederland.’

Contact


Heb je een vraag aan ons? Wilt u meedoen als verteller, als basisschool, of een bijdrage leveren door een interview te begeleiden? Neem contact op, we helpen graag verder.

Christine: +31 6 816 834 18

NL41 TRIO 0254 753892