‘Het eten van de katten was lekkerder’


Jan, Silvie, Rembrand, Gloria vertellen het verhaal van Dikkie Bos
Veerweg, Wageningen

Jan, Silvie, Rembrand en Gloria ontvangen mevrouw Bos op de Van den Brinkschool in Wageningen. Dikkie Bos, die volgende week 92 jaar wordt, is normaal gesproken iedere dag druk bezig, maar heeft nu tijd om over de oorlog te vertellen. De leerlingen genieten van de eierkoeken die ze voor hen heeft meegenomen. Tijdens de oorlog is mevrouw Bos twee keer geëvacueerd vanuit haar woonplaats Wageningen.

Hoe was het om te evacueren?
‘Tijdens de eerste evacuatie was ik 11 jaar en had ik twee jongere zusjes. Je denkt er niet zo over na wat je meeneemt, want je probeert zo vlug mogelijk weg te komen. We hadden konijnen, maar ik weet niet waar die gebleven zijn. Die zullen de Duitsers wel meegenomen hebben! De vliegtuigen vlogen maar over ons heen en we waren bang dat ze bommen en granaten lieten vallen. Mijn vader ging niet met ons mee, omdat hij meehielp het vee weg te brengen. Daardoor zat mijn moeder alleen met drie kinderen, van wie er één ziek op bed lag. Mijn zusje had problemen met haar nieren en kon dus niet mee met de boot. Ze vergaten haar eerst op te halen, maar ze is uiteindelijk met het Rode Kruis meegegaan naar Nieuwpoort. Mijn moeder wilde haar niet achterlaten, dus we zijn pas over de dijken naar de haven gelopen toen de grote groep al vertrokken was. Daar stonden hele grote boten klaar, van die platschuiten. Onderin de schuit lag je met z’n allen bij elkaar. Moest je nodig naar de wc, dan moest je het op een emmer doen achter een gordijntje. Eén keer wilde een oude man, die een klein kruidenierswinkeltje had bij ons in de buurt, de emmer leeggooien in de rivier, maar toen hij bijna bovenaan de trap was, liet hij de emmer kieperen. De mensen die onder de trap lagen, zagen er niet zo fris meer uit!’

Wat at u in de oorlog?
‘Nou, je at wat je kreeg. Het kon een half sneetje brood zijn, het kon een kopje koolsoep zijn. Ik ben heel vaak flauwgevallen van de honger. Toen we voor de tweede keer evacueerden, zijn we eerst vanuit Wageningen naar mijn tante in Bennekom gegaan. Met een handkar met wat spulletjes erop zijn we via Scherpenzeel in Zeist beland, waar we bij het kasteel weer werden verdeeld. We kwamen terecht bij een boerderij in Bilthoven, waar ze een bakhuisje hadden staan waar wij mochten zitten. De boer was niet zo leuk. Hij gaf eten aan de Duitsers en wij kregen niks. De katten voerde hij wel goed, dus als de boer de katten kwam voeren, dan gingen mijn zus en ik de trap af en aten de bakken van de katten leeg. Omdat ik de oudste was, moest ik in Bilthoven met een pannetje eten gaan halen. Er werd koolsoep uitgedeeld in het dorp. Lekker was dat niet, het eten van de katten was lekkerder! En één keer was ik bij iemand, dat was niet netjes van me, maar die had spek hangen en daar heb ik stiekem een plakje afgejat. Het was heerlijk, maar het zit me nog dwars! Ik eet eigenlijk ook geen spek meer.’

Waar was u toen u hoorde dat de oorlog geëindigd was?
‘In Bilthoven. Meisjes die bevriend waren met Duitsers werden op de markt allemaal kaalgeschoren. Toen ik ging kijken was er ook een meisje uit mijn klas. Eigen schuld, dacht ik toen ergens. De Engelsen kwamen binnen met allemaal tanks, dat was feest. Daarna moest iedereen terug naar z’n eigen woonplaats. Er was zoveel veranderd toen we terugkwamen in Wageningen. De Joodse mensen die ik kende van school of de buurt waren allemaal opgepakt. Alles was kapot en er was een granaat in onze slaapkamer gevallen. Het duurde wel een paar jaar voordat alles weer opgebouwd en normaal was.’

Waren er ook leuke dingen in de oorlog?
‘Al met al was het ook leuk. Ik probeer altijd de goede kanten te zien van het leven. Tijdens de oorlog lukte dat soms niet, als er vliegtuigen over kwamen vliegen. Dan was het gauw schuilen, voor ze bommen lieten vallen. Maar ik heb bijvoorbeeld een vriendin gemaakt tijdens het wandelen bij de tweede evacuatie. Ze kwam uit Rotterdam. Ik zou graag weten of ze er nog is. En in Bennekom zaten we dagen bij mijn tante in de kelder. Daar heb ik een hele hoop liedjes geleerd. Het liedje dat ik het leukst vond om te zingen was ‘in ‘t groene dal, in ‘t stille dal’. Ook wilde mijn vader voordoen hoe we via een raampje uit de kelder moesten komen als er wat aan de hand was. Maar toen hij het voordeed, zat hij klem en kon niet meer voor of achteruit.’

Contact


Heb je een vraag aan ons? Wilt u meedoen als verteller, als basisschool, of een bijdrage leveren door een interview te begeleiden? Neem contact op, we helpen graag verder.

Christine: +31 6 816 834 18

NL41 TRIO 0254 753892