‘Het engste was dat er 20 meter van mijn bed een vliegtuig neerstortte’


Dante, Eline, Alec, Viggo, Bodhi, Cas en Lucas vertellen het verhaal van Jaap Staadegaard
Bergen

Wel zes leerlingen van de Willem-Alexanderschool in Bergen gaan Jaap Staadegaard interviewen. Dat vindt hij geen probleem. Na wat geharrewar over wie er zal beginnen en welke vragen er gesteld gaan worden, schuiven de interviewers bij hem aan. Meneer Staadegaard heeft plattegronden bij zich van waar hij woonde en waar een vliegtuig pal naast zijn huis neerstortte. Dante, Eline, Alec, Viggo, Bodhi, Cas en Lucas zijn er klaar voor.

Hoe was het begin van de oorlog?
‘Dat was heel eng. ‘s Nachts werden we wakker van de bombardementen op het vliegveld in Bergen. We schrokken van laag overvliegende vliegtuigen en luchtdoelgeschiet en we zagen vanuit het raam een lucht vol donkere wolken van de bombardementen.

Ik had zeven broers en zussen. Mijn broers waren ouder dan ik, ik was zeven jaar toen de oorlog begon. Zij waren bang om opgepakt te worden om te moeten gaan werken in Duitsland. Daarom doken ze bij ons thuis onder. Mijn ouders hadden achter en voor ons huis schuilplaatsen gemaakt, zoals een deel van de boerderij dat gesloopt was en waar een kelder onder was die wel kon worden gebruikt.

Mijn vader was boer en werkte bij de nonnen, daar zorgde hij voor de koeien. Thuis hadden we ook koeien dus we hadden altijd genoeg melk en ruilden dat ook voor andere dingen.’

Wat was het engste dat u meemaakte?
‘Het engste was dat er 20 meter van mijn bed een vliegtuig neerstortte. De vliegtuigen vlogen laag over ons huis heen en deze stortte pal naast ons neer, precies tussen vier woningen. Er zaten zes piloten in, van wie er drie dood waren. Twee kwamen er bij ons aan de voordeur en vroegen of we ze konden helpen. Mijn moeder durfde ze niet binnen te laten omdat ze bang was. Later kwamen de Duitse soldaten ze ophalen en werden ze opgepakt.’

Heeft u wel eens beschietingen meegemaakt?
‘Treinen waren vaak het doelwit van geallieerde vliegtuigen. De tram Bello (tussen Alkmaar en Bergen aan Zee) werd op een keer beschoten door een jachtvliegtuig, terwijl mijn vader en ik bieten aan het uitdunnen waren naast de trambaan. We zochten dekking om niet geraakt te worden.’

Zijn er mensen in uw omgeving opgepakt?
‘Ik had een overbuurjongen die ouder was dan ik en die samen met een vriend zorgde voor wapens voor mensen die ondergedoken waren of in het verzet zaten. Op een keer kwamen ze met z’n tweeën aanrijden op de motor. Het was een strenge winter met veel sneeuw. Wij wilden sneeuwballen naar ze gooien, toen ze riepen: ‘Wegwezen, niet gooien, de moffen zitten achter ons aan!’ Een stukje verderop zijn die twee opgepakt en een van hen is doodgeschoten. De ander heeft een jaar in de gevangenis gezeten omdat hij wapens had.’

Kende u NSB’ers?
‘Ik had een oom die NSB’er was en een zoon had die een belangrijke militair was bij de Duitsers. Mijn vader was heel bang voor hen en wij probeerden ze te ontwijken. In mijn klas zat ook een jongen, Frits de Groots, van wie de ouders NSB’ er waren. Mijn ouders waarschuwden ons: ‘Denk erom, je moet niet hem omgaan!’

Omdat we geen kranten hadden, kwamen de Engelsen met een vliegtuig folders met nieuws rondstrooien. Ik dacht: weet je wat, ik neem wat folders mee naar school en geef ze aan mijn vriendjes. Maar Frits de Groots vertelde het aan zijn vader en toen kwam er een hoge militair bij ons op school en moesten wij mee naar de Eeuwigelaan, naar de Ortz-commandant, en werden we streng toegesproken. Hij kon ons niet gevangennemen, daarvoor waren we te jong, maar voor straf moesten wij konijnenstammen zoeken voor zijn konijnen. Mijn vader en met name mijn moeder was doodsbang dat wij razzia’s kregen om te kijken of er nog meer folders waren, dus mijn moeder heeft alles verbrand.’

Hoe was de Hongerwinter?
‘Er kwamen allemaal mensen uit de grote steden, zoals Amsterdam en Alkmaar, met oude kinderwagens langs de boerderijen om te vragen om eten. Ook bij ons vroegen ze of we eten voor ze hadden, dus we hebben wel mensen geholpen.

Mensen kregen voedselbonnen, maar dat was niet genoeg. We hadden ook geen graan en konden geen brood bakken. Wij gingen daarom aren zoeken. De aren sloegen we dan kapot zodat er graan uitkwam en dat maalden we dan weer in de koffiemachine tot meel. We kregen ook bonnen voor klompen. Schoenen waren er niet, dus we liepen op klompen. Naar school was het een half uur lopen op die klompen… daar kreeg je blaren van.’

Contact


Heb je een vraag aan ons? Wilt u meedoen als verteller, als basisschool, of een bijdrage leveren door een interview te begeleiden? Neem contact op, we helpen graag verder.

Christine: +31 6 816 834 18

NL41 TRIO 0254 753892