‘Het brood werd een vieze plakkerige pap’


Miga, Dash, Liv en Yfke vertellen het verhaal van Jan Spoorenberg
Emmasingel, Eindhoven

Als Miga, Dash, Liv en Yfke het huis van Jan Spoorenberg binnenkomen, zijn ze meteen onder de indruk. Aan de muur hangen prenten, kruisbeelden,  foto’s en schilderijen. Op de schouw staan beelden van heiligen en oude reliëfs. “Het lijkt wel een museum!’’ zegt de een. “Het ruikt hier als in de kerk,” zegt de ander. Een plakkaat van de Heilige Rochus leidt het gesprek naar de wijk waar hun school De Hasselbraam staat en zo naar de reden van hun bezoek. Jan is geboren aan de Emmasingel en was twee jaar toen de oorlog begon.

Wat herinnert u zich nog van het begin van de oorlog?
‘Ik was nog heel jong en weet daar niet veel meer van. Wel weet ik nog dat ineens de fanfare niet meer langskwam op zondag. Het einde van de oorlog herinner ik me wel nog goed; toen kwamen de Engelsen vanuit Valkenswaard Eindhoven binnen. Een hele lange stoet van jeeps en tanks reed over de Aalsterweg langs ons huis. Gevolgd door een hele rij vrachtwagens met daarin voorraad voor de soldaten en voertuigen. En ook het Sinterklaasbombardement herinner ik me. Er werd toen vlak bij ons huis gebombardeerd op de Philipsfabrieken. De hele binnenstad stond in brand, ook ons huis. We moesten vluchten. Ik zie me nog tussen m’n ouders in wegrennen. Mijn moeder had een grote tas bij zich, mijn vader had mijn broertje op de arm. We zijn op verschillende plekken opgevangen. Daardoor woonde ik tijdens de oorlog niet alleen in het centrum, maar ook in Tongelre en Stratum. Uiteindelijk kwamen we op de Aalsterweg terecht. Daar stond een heel groot kanon voor ons huis.’

Hadden jullie huisdieren in de oorlog?
‘Niemand had huisdieren, want dan had je zelf nog minder te eten. Als er huisdieren waren geweest, waren ze denk ik wel opgegeten. Er waren wel paarden, maar die dienden als vervoermiddel. Auto’s, toen nog schaars, waren er namelijk niet meer. Die had iedereen in moeten leveren. Midden in de stad zat een verhuur van rijtuigen. Je kon daar een rijtuig met paard huren, en als je genoeg geld had ook met een koetsier erbij. Mijn oma kwam een paar keer met paard en wagen naar ons toe. In de oorlog wilde ze ook een keer naar ons toe komen, maar de paarden waren toen zo verzwakt door de honger dat het rijtuig niet meer vooruitkwam. Ook wij hadden tekort aan eten. Er was bijna geen broodbeleg. Daarom maakte mijn moeder pudding voor op brood. Dat was heel ongemakkelijk eten, want het brood werd nat en al snel een vieze plakkerige pap. We hadden ook geen snoep. Mijn moeder schilde daarom appeltjes, sneed ze in kleine schijfjes, reeg ze aan een draad en hing ze buiten in de zon. Zo hadden we gedroogde appeltjes als snoep. Daar kwamen wel vliegjes op af. Dat werd een vieze boel.’

Hadden jullie een schuilkelder? 
‘Ja, in de tuin. De buren hadden niet zo’n grote tuin en mochten bij ons een schuilkelder maken. Er waren dus meerdere kelders in de tuin. Wij zaten met ons gezin alleen in onze kelder. De schuilkelder was gewoon een groot gat in de grond met balken eroverheen om het te beveiligen. Het verblijf in de kelder was wel veilig, maar niet zo prettig. Er was geen licht of toilet. Er lagen trouwens ook vaak Duitse soldaten in onze tuin. Die wachten daar op eventuele tegenstanders die ze dan vanuit een hinderlaag konden aanvallen. Of ik wel eens ben beschoten? Nee, gelukkig is ons gezin ongeschonden uit de oorlog gekomen. We hoorden wel schoten en bommen, maar hebben daar dus geen schade van gehad. Wel is mijn vader een keer van zijn fiets gevallen, waardoor hij zijn heup brak. Dat kwam niet door de oorlog, maar daardoor hoefde hij niet het leger in.’

Vond u de Duitsers leuk?
‘Nee, er was echt niemand die de Duitsers leuk vond. We mochten niks meer en zij namen alles in beslag: de scholen, de ziekenhuizen, radio’s en auto’s. Mijn vader had stiekem zijn radio achtergehouden. Die wilden ze hebben, zodat luisteraars geen berichten zouden horen over hoe slecht het met het Duitse leger ging. Ook hadden de Duitsers dus een kanon voor ons huis geplaatst om zich te verdedigen tegen de Amerikanen, die vanuit het zuiden, vanaf Valkenswaard, zouden komen. Maar de Engelsen kwamen en de Amerikanen vielen vanuit het noorden Eindhoven binnen. Er was te weinig tijd om het kanon om te draaien richting het noorden. Daardoor is het gelukkig nooit gebruikt.’

   

Contact


Heb je een vraag aan ons? Wilt u meedoen als verteller, als basisschool, of een bijdrage leveren door een interview te begeleiden? Neem contact op, we helpen graag verder.

Christine: +31 6 816 834 18

NL41 TRIO 0254 753892