‘Herman Elteschool: ondergedoken op een kamertje’


Malik en Ilja vertellen het verhaal van Frits Cohen, 6 jaar toen de oorlog begon
Van Ostadestraat 201-203De Pijp

Wij zijn Malik en Ilja. Via Skype interviewden we Frits Cohen. Nu woont hij in Israel, maar tijdens de oorlog zat hij op onze school, de joodse Herman Elteschool. De meeste kinderen uit zijn klas zijn vermoord in de oorlog. Mijnheer Cohen en zijn ouders en zusje overleefden de oorlog door onder te duiken. In Israel heeft hij nog altijd contact met een klasgenootje van vroeger, No’omi Rinat-Tal (zie p. 116)

Hoe was het dagelijks leven tijdens de oorlog?
“We liepen altijd met een groepje van vier à vijf kinderen naar school. Als je Duitse politie zag probeerde je er met een bochtje omheen te gaan. Wij waren vogelvrije kinderen. Elke woensdagmiddag liep ik alleen door de stad, met de Jodenster op mijn jas. Mijn ouders vonden dat gevaarlijk. Maar ze wilden me ook niet vasthouden. Al zoveel dingen mochten we niet meer: het park niet in, de speeltuin niet in. Ik was 9 jaar en zou zwemles krijgen. Bij het zwembad werd gezegd: ‘Je mag er niet meer in. Joodse kinderen mogen niet meer zwemmen.’ Ik werd er zo boos om. Maar wat kon je doen als klein jongetje?”

Hoe overleefde u de oorlog?
“Je kon twee dingen doen: of je deed wat de Duitsers zeiden, of je dook onder. Niemand van onze familie ging onderduiken, met uitzondering van ons gezin. Mijn ouders spraken af met het verzet dat we allemaal op een verschillend adres zouden onderduiken, dat leek hen het veiligste.

Als eerste ging mijn zusje weg. Ze was zes jaar. Voor het eerst zag ik mijn vader huilen. Dat had ik nog nooit gezien. Voor mij was dat wel een teken dat er iets heel erg naars aan de hand was. Een paar dagen later moest ik weg. Een vriend van ons, Manfred Lewinsohn, een Joodse verzetsheld, kwam mij ‘s avonds ophalen. Een student bracht mij met de trein naar Velp, een plaatsje bij Arnhem. Daar heb ik twee jaar lang bij een familie in een bovenkamertje geleefd, samen met twee grotere, Joodse jongens.”

Hoe was uw onderduikfamilie?
“Ik zat bij een aardige familie: een arbeidersgezin. Het gezin bestond uit een vader, een moeder, die ik ‘tante Pe’ noemde, en zoon Jan. De hele dag zaten we in ons kamertje. Naar buiten konden we niet. Het was een geluk om met die twee jongens te zijn. Harry en Rolf heetten ze. Ze waren toen zestien en achttien jaar. Zij gaven mij les: schrijven, aardrijkskunde, geschiedenis, taal. Alles fluisterend. Na precies twee jaar kwam de bevrijding. Ik wilde naar buiten maar had geen schoenen. De enige schoenen die pasten, waren meisjesschoenen met kleine hakjes. Ik was het lopen een beetje verleerd.

Een paar dagen later kwam mijn moeder. Op de fiets. Nederland was bevrijd. Ik zat in de woonkamer en zag haar komen aanfietsen. Nog hoor ik de kiezels knarsen, van het grindpad voor het huis. We gingen in Groningen wonen. Ik was 12 jaar. Eindelijk kon ik op zwemles.” 

Klas in de Herman Elteschool, met meester Benjamin Roeg; naast hem staat Alida Lopes Dias, zie ook pagina 46
Frits Cohen (in het midden met bril) tussen zijn klasgenoten

 

Contact


Heb je een vraag aan ons? Wilt u meedoen als verteller, als basisschool, of een bijdrage leveren door een interview te begeleiden? Neem contact op, we helpen graag verder.

Christine: +31 6 816 834 18

NL41 TRIO 0254 753892