‘Mijn vader is nooit meer teruggekomen’


Joes, Jelle, Siem en Victor vertellen het verhaal van Rolf Loewenstein
Demer, Eindhoven

Viktor, Siem, Jelle en Joes fietsen naar het huis van Rolf Loewenstein. Ze worden er vriendelijk ontvangen door Rolf, zijn vrouw en hun logeerhond. Rolf komt uit Duitsland, waar zijn vader een schoenwinkel had, en woonde toen de oorlog begon in Eindhoven. Hij was toen pas twee jaar, maar kan zich toch nog veel herinneren.

Wat hebben uw ouders aan u verteld over de oorlog?
‘Ik heb mijn moeder zo vaak gevraagd naar wat er gebeurd is in de oorlog, maar ze zei altijd: “Das weiss ich nicht!” Ik vond dat als kind en later heel lastig. Daarom moest ik alles zelf uitzoeken en het aan andere mensen vragen. Het is zo belangrijk dat mensen open kunnen spreken over alles. Ook als het moeilijk of pijnlijk is. Daarom heb ik alles aan mijn twee kinderen verteld.
Na de oorlog woonde ik met mijn moeder en haar ouders, mijn opa en oma dus, in Eindhoven en toen vertelde ze op een dag dat ik nóg een opa had, de vader van mijn vader. Ik was heel boos op haar dat ze dat toen pas vertelde, want ik was graag eerder bij hem op bezoek gegaan. Ik denk dat mijn moeder heel erg getraumatiseerd was door de oorlog, dat ze daarom niks wilde vertellen. Maar ik vond het heel lastig. Zelf herinner ik me uit de oorlog dat ik apart van mijn ouders zat ondergedoken. Dat was veiliger. Toen mijn moeder me na de oorlog kwam ophalen, herkende ik haar niet. Ik zat tussen allemaal blonde mensen en mijn moeder had lang zwart haar en ik was bang van haar. Ik heb dagenlang gehuild. Dat was voor haar ook heel verdrietig.’

Hoe was het onderduiken voor u?
‘Samen met mijn opa en oma doken we onder bij een boer in Maarheeze. Daar sliepen we in een hooiberg. We maakten een gat in het hooi en dan kropen we er zo in. Zelfs in de winter sliepen we daar. Mijn broer was toen zes, ik pas twee. In Maarheeze is mijn vader opgepakt door de Duitsers. Hij is nooit meer teruggekomen. De boer en boerin wilden dat we weggingen, omdat wij kinderen huilden. Ze waren bang dat de Duitsers ons ook zouden ontdekken. Moet je je voorstellen hoe dat voor mijn moeder was… Toen kwamen er mensen van de illegale werken; zij hielpen mensen vluchten. Een vrouw nam mijn broer en mij mee. Achteraf bleek dat zij een verraadster was. Ik ben in Apeldoorn bij hele lieve mensen terechtgekomen, maar mijn broer is vermoord. Hoe dat gegaan is, heb ik proberen uit te zoeken, maar ik weet niet zeker of het zo is gegaan. Eén verhaal is dat die vrouw geen onderdak kon vinden voor mijn broer. Een ander verhaal is dat ze Joodse kinderen heeft verraden. Daar kreeg ze kopgeld voor, zeven gulden vijftig. Als mensen Joden aangaven bij de moffen, kregen ze dat bedrag. Na de oorlog is deze vrouw opgepakt. Ze heeft twintig jaar gevangenisstraf gekregen, omdat ze verschillende kinderen heeft verraden.’

Wat is er met uw broer gebeurd?
‘Hij is op transport gezet. Vier dagen zat hij in de trein, daarna is hij vergast. Ik weet niet of ik dit kan vertellen aan jullie, want het is heel griezelig. Mannen, vrouwen en kinderen moesten zich in een kamp helemaal uitkleden. Hun haren werden afgeschoren. Wat daar de bedoeling van is, dat weet ik niet. Dan moesten ze naar een grote ruimte gaan en daar kwam er gas uit de gaten. Binnen vijf minuten gingen de mensen dood. Dan werden die lijken door andere Joden, die nog sterk genoeg waren, opgetild en in de kachel gestopt. Daar werden ze verbrand. Wat ze met de haren deden, weet ik niet.’

Heeft u nog spullen van die tijd?
‘Toen ik in Apeldoorn ondergedoken zat, heb ik een cadeautje gekregen. Een klein spaarpotje, gemaakt in een houtfabriek daar in de buurt. Kijk maar eens wat erop staat: ter herinnering aan Wimpie. Dat was mijn naam in de oorlog, Wimpie Pol. De achternaam is van de lieve mensen waar ik toen ondergedoken zat.’

 

Contact


Heb je een vraag aan ons? Wilt u meedoen als verteller, als basisschool, of een bijdrage leveren door een interview te begeleiden? Neem contact op, we helpen graag verder.

Christine: +31 6 816 834 18

NL41 TRIO 0254 753892