‘Hans riep: “Ik wil met jou mee naar huis, Carel!”’


Salomon, Macy, Leonard en Merel vertellen het verhaal van Carel Wiemers
VechtstraatAmsterdam-Zuid

Salomon, Macy, Leonard en Merel van de Dongeschool wandelen naar buurtcentrum Puur Zuid waar het interview met Carel Wiemers zal plaatsvinden. Meneer Wiemers, die tegenwoordig in Delft woont, woonde tijdens de oorlog in de Vechtstraat, vlak bij Puur Zuid. Hij laat de kinderen het boek zien dat hij over zijn oorlogsjaren heeft geschreven: Met de dood op de hielen. De oud-journalist heeft laatst nog een boek geschreven, over de Molukse treinkaping. Wanneer iedereen wat te drinken en te snoepen heeft, zegt Carel: ‘Kom maar op met je vragen’.

Hoe wist u dat het oorlog was?
‘Ik liep met mijn moeder door de Rijnstraat, we deden boodschappen, toen er een heleboel vliegtuigen overkwamen. Zoveel tegelijk had ik nog nooit gezien. “Het is oorlog,” zei mijn moeder. “We zijn bezet door de Duitsers”. Ik kwam er al gauw achter dat dit meer betekende dan die vele vliegtuigen, want kort daarop werd mijn vader opgepakt. Hij moest als magazijnbeheerder in de kazernes van de Duitsers werken. Dat was mijn eerste confrontatie met wat het betekent als je als land bezet bent. Daarna volgden de voedseltekorten, want de Duitsers pikten alles gewoon in. Dat was ook de reden dat ik in 1942 naar het platteland ben gegaan, net als meer kinderen. Ik vond het best spannend, en leuk. De huizen stonden daar veel verder uit elkaar dan in de stad en we hadden dieren op de boerderij. Ik had gelukkig geen last van heimwee, zoals mijn broers en zussen. Die zaten op andere plekken en zijn vrij snel teruggegaan naar huis. Zelf kwam ik af en toe wel eens in Amsterdam, maar ik had het eigenlijk erg naar mijn zin bij dat andere gezin. Ik kon het ook erg goed vinden met de kinderen daar. Zij zijn gevoelsmatig nog steeds mijn broers en zussen en zij beschouwen mij als hun broer. Ik had dus twee gezinnen. Nou, dan ben je toch gelukkig!’

Kende u Joodse mensen?
’Schuin boven mijn oom en tante in de Hunzestraat, waar ik vaak kwam, woonde een Joods gezin. Het jongetje heette Hans en was op dezelfde dag geboren als ik. We konden het erg goed met elkaar vinden en werden gezworen kameraden. Op zondag 20 juni 1943, het was een zonnige dag, was ik ook bij hen. Plotseling was er een razzia. Er werd op de deur gebonkt en Duitse soldaten kwamen binnen. We moesten allemaal tegen de muur staan en er werd een pistool op ons gericht. Hans’ moeder zei nog dat ik niet bij hen hoorde en niet Joods was, maar daar hadden de Duitsers geen boodschap aan. Ze probeerde hen te overtuigen door haar trouwboekje te laten zien, maar ik moest toch mee. Buiten hielden Hans en ik elkaar heel stevig vast. Hij sloeg zijn armen om me heen en zei: “Carel, ik ga niet met die Duitsers mee, ik wil met jou mee naar huis”. Er ontstond tumult en verwarring en toen hebben de soldaten ons heel ruw uit elkaar gehaald en mij een schop gegeven. Er werd een geweer op me gericht en ik moest weggaan en mocht niet meer omkijken. Het was vreselijk, er werd gehuild, geschreeuwd en er werden honden ingezet om de mensen op te jagen. Vreselijk onmenselijk was het. Ik wilde graag mijn vriendje nog even zien, dus ik keek toch nog een keer. Ik zag Hans huilend in de armen van zijn moeder in de vrachtwagen zitten. Daarna werden ze weggereden en ik heb ze nooit meer gezien. Ze zijn in de gaskamers van Sobibor vermoord. Waarom hij en niet ik, denk ik wel eens. Ik denk dat ik moest blijven om jullie dit verhaal te vertellen. Dan weten jullie tenminste hoe verschrikkelijk een oorlog kan zijn.’

Wat vindt u van de oorlog in Oekraïne?
‘Bij mij komen de verschrikkingen van de oorlog dan onmiddellijk weer terug. Als het maar niet hier komt, denk ik dan. Ik heb tijdens de Tweede Wereldoorlog hier aan de overkant een bom zien vallen; een heel huis was weg. En dan al die mensen, dood. Dus ik kan me heel goed voorstellen hoe die mensen zich daar voelen met al die bombardementen. Toen de oorlog hier was afgelopen, heb ik altijd gedacht en gebeden dat mijn kinderen en kleinkinderen dat nooit zal overkomen, want het is echt een verschrikking. Bedenk dat je nooit mag discrimineren. Waarom zijn de Joden vermoord? Omdat ze een ander geloof hadden. Nou en? Je mag best wel eens ruzie hebben, maar houd vrede. Ga er niet op los slaan of anderen uitschelden, dat is zinloos. Oorlogen ontstaan doordat mensen elkaar niet kunnen uitstaan. Je kunt beter je energie gebruiken door iets opbouwends te doen. Denk positief, dat heb ik altijd gedaan en heb ik heel belangrijk gevonden. En, dat wil ik ook nog zeggen, door die oorlog heb ik veel geleerd. Bijvoorbeeld hoe ik mij uit nare situaties kan redden. Maar ik hoop voor jullie dat jullie dat nooit zullen meemaken. Want het is echt geen leven, die dreiging alleen al. We mogen dankbaar zijn dat het hier geen oorlog is. Laat het hier niet komen. Daar kun je zelf aan meewerken.’

 

 

Contact


Heb je een vraag aan ons? Wilt u meedoen als verteller, als basisschool, of een bijdrage leveren door een interview te begeleiden? Neem contact op, we helpen graag verder.

Christine: +31 6 816 834 18

NL41 TRIO 0254 753892