‘Ernst en Alfred hoorden dat NSB’ers hun ijssalon wilden vernielen’


Amira, Jenna en Levon vertellen het verhaal van Frank Blom
Van Woustraat 149Amsterdam-Zuid

Amira, Jenna en Levon van de Derde Daltonschool In Amsterdam-Zuid interviewen Frank Blom. Zijn nichtje Esther is er ook bij. Meneer Blom vertelt over zijn oudoom Ernst Cahn: hij was een van de eigenaren van de Joodse ijssalon Koco op de van Wouwstraat 149, waar in de oorlog verzet werd gepleegd. Meneer Blom vertelt ook nog over de onderduiktijd van zijn Joodse moeder.

Wat gebeurde er in de oorlog met de ijssalon?
‘Mijn oom Ernst en zijn compagnon Alfred Kohn waren Joods en zaten in het verzet. Op een keer hoorden ze dat er NSB’ers zouden langskomen om hun ijssalon te vernielen. Toen hebben ze een constructie gemaakt met ammoniak, een hele gevaarlijke stof die je niet moet inademen. Ze zetten de gasflessen open toen de deur werd ingetrapt, maar het bleek de Duitse politie te zijn.

Toen zijn ze allebei opgepakt. Ernst heeft eerst in het Oranjehotel in Scheveningen vastgezeten. Daarna is hij ter dood veroordeeld. In de duinen bij Scheveningen is hij als allereerste verzetsstrijder van Nederland gefusilleerd. Alfred Kohn is in 1945 in Auschwitz vermoord. Er zijn straten en ook de brug tussen de Van Woustraat en de Rijnstraat is naar hem vernoemd. En er is een plaquette met hun verhaal te zien op de muur van de oude ijssalon.’

Hoe was de oorlog voor uw moeder?
‘Mijn moeder heeft van 1942 tot 1945 ondergedoken gezeten in Naarden. Ze zat op een zolder samen met een jongen die later mijn vader werd, in het huis van zijn moeder. Het grappige is dat ze verliefd op elkaar zijn geworden tijdens deze onderduikperiode. Ze zijn na de oorlog getrouwd. Die onderduik was een spannende tijd. Overdag mochten ze niet voor de ramen staan. Ze hadden een waarschuwingssysteem: als de Duitsers in de buurt waren, zou mijn opa op een bel drukken waardoor boven een lampje ging branden. Dan moesten ze zich heel stil houden.

Mijn moeder vertelde veel over hoe moeilijk het was om drie jaar muisstil te moeten zijn en je te moeten verstoppen. Maar ze was ook heel dankbaar dat er mensen waren die de moed hadden om hen te helpen. Want dat was ook gevaarlijk.’

Hoe was voor hen de Hongerwinter?
‘Tijdens de Hongerwinter was er bijna niets te eten en als je ondergedoken zat, was je afhankelijk van mensen die je stiekem bonnen gaven. Mijn moeder vertelde me dat ze een keer met haar vader, met wie ze ondergedoken zat, naar boerderijen in Amersfoort ging fietsen om eten te halen. Nu komt onze familie uit Duitsland, uit Keulen, en zoals je hier Amsterdams praat of Rotterdams, praat je daar Keuls. Op de terugweg kwamen ze een Duitse soldaat tegen die hen aanhield en vroeg naar hun persoonsbewijs. Als hij erachter zou komen dat ze Joods waren, dan zouden ze gearresteerd worden. Wat bleek: die soldaat kwam uit Keulen. Mijn opa antwoordde hem in het Keuls en dat vond die man zo leuk dat hij hen door heeft laten gaan, naar huis. Dus je moest in de oorlog soms heel veel geluk hebben.’

Contact


Heb je een vraag aan ons? Wilt u meedoen als verteller, als basisschool, of een bijdrage leveren door een interview te begeleiden? Neem contact op, we helpen graag verder.

Christine: +31 6 816 834 18

NL41 TRIO 0254 753892