‘Er zat nog een dode Rus aan die laars’


Yentl, Amarantha en Sara vertellen het verhaal van Henk van Sijp
Texel

Henk van Sijp is in 1933 geboren en was de een na jongste van een groot gezin met tien broertjes en zusjes op Texel. Aan Yentl, Amarantha en Sara van  OBS ’t Hunnighouwersgat in Midsland vertelt hij over zijn oorlogsherinneringen.

Waar woonde u in de oorlog?
‘Ik woonde op het platteland van Texel, tussen de boerderijen en dicht bij het vliegveld. Op 10 mei 1940 werd ik ‘s ochtends wakker in de schuilkelder. Ik wist niet hoe ik daar gekomen was. Ik had overal doorheen geslapen. En dat het oorlog was, begreep ik niet. Hoezo oorlog? Als ik door de weilanden liep, zag ik daar de pinksterbloemen. Hoe kon het oorlog zijn als alle bloemen gewoon bloeiden? Wat ik nooit zal vergeten uit die periode was mijn eerste schooldag. Er kwam een schildwacht naar me toe en die vroeg of ik een vliegtuig wilde kopen, voor vijf gulden. Dat maakte meer indruk op me dan de hele eerste dag op school.’

Wanneer merkte u meer van de oorlog?
‘Toen ik een jaar of tien was, dat was in 1943, was ik wat bewuster van wat er gebeurde. Er waren toen veel militairen en sikhs op het eiland aan het rusten. Achthonderd soldaten waren met de boot naar het front gekomen en een heleboel kwamen in opstand en werd de keel doorgesneden. Boerderijen werden in brand gestoken. Dat is natuurlijk geen leuk verhaal. Omdat ik dicht bij het vliegveld woonde, zag ik ook vaak zoeklichten. En een keer zag ik een parachutist, die uit een neergeschoten vliegtuig was gesprongen. Hij werd gevangengenomen.
Honger heb ik nooit gehad in de oorlog. We woonden op het platteland; er was voldoende te eten. Wel was het eenzijdig. Er was weinig vlees en de tuinbonen lieten ze heel groot groeien om maar wat te eten te hebben. Je zat wel een uur te kauwen op een boon.
De huisarts op Texel zat trouwens in het verzet. Hij was de enige die nog mocht autorijden vanwege zijn beroep. De Duitsers lieten dat gewoon toe. Ook als hij zijn open autootje helemaal vol had met gestolen hout.’

Hoe was het na de oorlog?
‘Toen de oorlog was afgelopen was de vuurtoren als laatste weer vrij. Er waren nog veel Duitsers en Russen op het eiland. Er was ook nog een razzia om de verstopte Russen op te sporen. In een koolzaadveld vol gele bloemetjes is toen een Rus gevonden en doodgeschoten. Het was een gevaarlijke tijd, omdat er nog veel mijnen en handgranaten lagen. Voor veel kinderen is dit toen slecht afgelopen, omdat ze ermee speelden. Ik was blij toen de mijnenvelden waren opgeruimd. Toen kon ik weer bramen plukken. Ook gingen we op zoek naar oorlogsspullen. Mijn vriendje vond ooit een laars en werd boos omdat hij die niet mee kon nemen. Er zat namelijk nog een Rus aan vast die niet goed begraven was. Oorlog maakt je hard en onverschillig en dat was niet leuk.’

Contact


Heb je een vraag aan ons? Wilt u meedoen als verteller, als basisschool, of een bijdrage leveren door een interview te begeleiden? Neem contact op, we helpen graag verder.

Christine: +31 6 816 834 18

NL41 TRIO 0254 753892