‘Er was te weinig aandacht voor de overlevenden’


Pien, Marcella en Bibian vertellen het verhaal van Suze Krieg
MolenbeekstraatAmsterdam-Zuid

Met zelfgebakken wafels gaan Bibian, Marcella en Pien naar het huis van Suze Krieg (Breslau, 1930). ‘Wilt u er ook een met slagroom?’ vraagt Bibian. Dat wil mevrouw Krieg wel, al is het voor haar niet zo gezond. Het is een ontspannen begin van een lang gesprek met iemand die kamp Bergen-Belsen heeft overleefd als tiener. Na anderhalf uur zegt ze: ‘Moeten jullie nu al weg, nee toch? Stel nog eens wat vragen!’ De leerlingen hebben een sticker op hun trui en geven Suze aan het eind van het interview ook een, voor op haar vest. ‘Zo, nu bent u ook lid van het meisjesverbond!’ Dat vindt de geïnterviewde negentigplusser maar wat leuk.

Kunt u wat vertellen over het gezin waarin u opgroeide?
‘Mijn vader was in Breslau, dat lag vroeger in Polen en nu in Duitsland, een bekende dirigent en componist. Na een krantenartikel met als kop Hans Krieg, onze dirigent, is niet alleen een Jood maar ook een socialist kon hij niet meer blijven. Mijn ouders zijn toen met mij naar Amsterdam gevlucht. Daar werd in 1933 mijn zusje Mirjam geboren. Het was een leuke, maar ook moeilijke tijd. Mijn vader deed alles om als muzikant aan geld te komen. We hadden niet veel; een ijsje moesten mijn zusje en ik delen. We zaten op de 6e Montessorischool. Na de zomer van 1941 moesten alle Joodse kinderen naar een Joodse school. Ik ging naar het Joods Lyceum in de Stadstimmertuin. Daar zat Anne Frank ook, een klas hoger. Ze was een zeer intelligent en ook verwaand meisje. Margo vond ik veel aardiger. Hun familie was rijk en had geld om onder te duiken. Wij niet. Weer later moesten alle Joodse mensen, wij ook, verhuizen naar Oost. Wij gingen naar het Afrikanerplein. Ja, ik moest een ster dragen. Maar ik heb dat nooit als een schande gezien. Ik voelde me een Jodin. Die ster vind ik misschien wel een ere-ster. We zijn uiteindelijk bij een razzia opgepakt en naar het Muiderpoortstation gebracht. Het klinkt misschien gek, maar het rook er toen nog echt naar trein en dat vond ik lekker. Vanaf daar zijn we op transport naar Westerbork gezet.’

Hoe was het in Westerbork?
‘In het begin was het nog wel te doen. Je leefde daar ‘gewoon’. We werden ook gesperrt, dus niet op transport gezet, omdat mijn vader als muzikant voor kampcommandant Gemmeker werkte. Uiteindelijk zijn we op 11 januari 1944 met het eerste transport van Westerbork naar Bergen-Belsen gestuurd, in nog een echt mooie trein. We wisten toen al van Auschwitz en dat daar mensen vergast werden. Mijn moeder ging zitten in de trein en zei toen: “Zo, nu kunnen we niet meer naar Auschwitz gestuurd worden.” Gemmeker heeft altijd gezegd dat hij niets van Auschwitz wist, maar dat is onzin. En Bergen-Belsen was vreselijk, al hadden ze er geen gaskamers. Ik zeg wel eens: als je daar nu terechtkomt, zou je het nog geen twee dagen overleven. Maar omdat ons leven in de oorlog en in het kamp beetje bij beetje steeds slechter werd, lukte het ons wel. Mijn vader was heel ziek en zwak. Ik bracht hem wel eens wat te eten in de mannenbarak. Ik stapte een keer op een deken en voelde toen dat daar een lijk onderlag. Dat was zo verschrikkelijk. De kampbewaarders lieten ons ook uren in de sneeuw staan. Zogenaamd om ons te tellen. Het was gewoon treiteren. En het eten was afschuwelijk. Dan stonden we in een lange rij te wachten voor hele grote pannen. Mirjam liep vooruit om erin te kijken en zag een deel van een paardenkop erin liggen. Ze zei tegen mij dat we het eten maar beter konden overslaan. Je kunt je niet voorstellen hoe honger mensen kan veranderen. Soms hoor ik iemand zeggen dat ie honger heeft. Ik zeg dan niets, maar ik denk dan: je weet niet wat echte honger is. Echte honger, twee jaar lang.’

Wat vindt u van de aandacht die naar Anne Frank is gegaan na de oorlog?
‘Alle aandacht ging naar een dood meisje. Het is misschien best wel wrang om te zeggen, maar als een heel klein deel van de aandacht die naar Anne Frank, de legende, is gegaan naar de kinderen die Bergen-Belsen of andere kampen hebben overleefd was gegaan… Anne Frank is gestorven en wij hadden het overleefd en moesten verder. Er was veel te weinig aandacht voor de overlevenden.’

Wat was het ergste dat u heeft meegemaakt in de oorlog?
‘Dat is moeilijk te zeggen, maar ik denk de treinreis aan het einde van de oorlog. Een afschuwelijke reis op leven en dood, twee weken lang. Later noemden ze het de dodentrein van Bergen-Belsen. We wisten niet waar we naartoe gingen, we hadden geen eten, geen water. Tijdens de kamptijd en de treinreis bleven we altijd als gezin bij elkaar. Ik denk dat dat onze redding was. Af en toe stond de trein stil. Mijn zus ging dan op zoek naar water. Een keer ging de trein weer rijden, toen ze nog niet aan boord was. Ik was enorm in paniek. Later bleek dat ze in de laatste wagon was gesprongen. Het ergste waren ook de halfdode mensen in de trein, of de lijken in en om de trein. We waren allang geen mensen meer. Dat we nog vervoerd werden. Waarom? Het was gekkenwerk. Uiteindelijk zijn we door de Russen bevrijd, nou ja, aan ons lot overgelaten. We zijn toen een dorpje ingelopen en een huis ingegaan. Op zoek naar water en eten. Onze ouders waren heel erg ziek. We probeerden als gezin te overleven.’

Heeft u haat naar mensen door de oorlog?
‘Ik heb verschrikkelijke dingen meegemaakt, maar ik haat niemand. Ik wil een mens zijn dat niet mensen blijft haten. Ik heb er vrede mee. Ja, de koninklijke familie was laf. Wilhelmina had hier moeten blijven, net als de koning van Denemarken. Die zei: “Ik blijf bij mijn volk”. In Denemarken hebben bijna alle Joden de oorlog overleefd. Heel anders dan in Nederland. Het is dus een wonder dat ik hier nog zit. Ik heb heel lang gedacht: waarom ben ik hier? Waarom heb ik het overleefd en anderen niet? Ik heb ook gedacht en dat is heel erg: Auschwitz was zo slecht nog niet. Daar ging je naar zo’n gaskamer en weg was je. Wij hebben jaren vreselijk moeten lijden. Uiteindelijk moet je je verleden toch aanvaarden en er vrede mee hebben. Het verbaast me overigens niet dat er nu weer oorlog is in Oekraïne. Het gebeurt iedere keer weer.’

 

Contact


Heb je een vraag aan ons? Wilt u meedoen als verteller, als basisschool, of een bijdrage leveren door een interview te begeleiden? Neem contact op, we helpen graag verder.

Christine: +31 6 816 834 18

NL41 TRIO 0254 753892