‘Er stond een vrachtwagen klaar en ik moest ook mee’


Noor, Sam en Tibbe vertellen het verhaal van Carel Wiemers
Vechtstraat 45, AmsterdamAmsterdam-Zuid

Het is even wennen, interviewen in coronatijd. Maar Noor, Sam en Tibbe van de Anne Frankschool in Amsterdam-Zuid zijn blij dat ze de 85-jarige Carel Wiemers toch kunnen spreken. Met wat vertraging in de stemmen – online interviewen brengt wat uitdagingen met zich mee – wordt er toch echt contact gemaakt.

Wat aten jullie tijdens de oorlog?
‘Er was steeds minder te eten in de oorlog. Op een gegeven ogenblik werd het echt lastig, want ik werd ziek. Ik was toen een jaar of acht, negen en had een blindedarmontsteking waarvoor ik naar het ziekenhuis moest. Ambulances waren door de Duitsers ingenomen, dus gingen we vanaf de Vechtstraat met paard en wagen naar het OLVG in Oost. Op van die harde wielen, over de keien, want er was nog geen asfalt. Twee weken moest ik in het ziekenhuis blijven. Ik kreeg er geen bezoek van mijn ouders, dat mocht niet van de bezetters. Per dag kreeg ik twee droge boterhammen zonder beleg; daar moest ik het mee doen. Er was overal weinig voedsel. Mensen uit de stad gingen naar de boeren om te vragen of er nog wat over was. Zelf ben ik vanwege die schaarste aan eten in de oorlog naar een boerderij op de Veluwe gegaan en daar gebleven tot de oorlog voorbij was.’

Kende u Joodse mensen?
‘Ik woonde in de Rivierenbuurt en daar woonden veel Joodse mensen die ik kende, ja. Zoals een Joods gezin dat boven mijn oom en tante in de Hunzestraat woonde. Hun zoontje heette Hans, hij was op dezelfde dag geboren als ik. We speelden graag samen, bij hem thuis of bij de synagoge in de Lekstraat. Op een zondag in juni 1943, Hans en ik waren net jarig geweest, vielen de Duitsers bij hem thuis binnen toen ik er ook was. We moesten allemaal tegen de muur staan en er werd een pistool op ons gericht. We mochten niet bewegen. Ze doorzochten het hele huis en gaven toen het bevel om binnen een half uur een koffer te pakken en mee te gaan. Hans’ moeder wees naar mij en zei: “Dit jongetje hoort niet bij mij”. Maar de Duitsers antwoordden dat ze daar niets mee te maken hadden. “Hij gaat gewoon mee!” Buiten, op het Victorieplein, werden alle Joodse mensen verzameld. Er stond een vrachtwagen klaar en ik moest dus ook mee. Wat er toen gebeurde, is eigenlijk ongelofelijk. Hans en ik liepen hand in hand. Een pistool op ons gericht. Hans sloeg zijn arm om me heen en zei: “Carel, ik ga met jou mee naar huis, ik ga niet met die Duitsers mee!” Opeens rukten twee soldaten ons ruw uit elkaar. Ik kreeg een schop onder mijn kont en Hans werd in de vrachtwagen geladen. Het laatste dat ik van mijn vriendje zag, was hoe hij huilend in de armen van zijn moeder zat… Hij is samen met zijn broer en ouders afgevoerd. Ik heb ze nooit meer teruggezien. Veel later heb ik gehoord dat ze in de gaskamers van Sobibór zijn vermoord.’

Was u blij tijdens de Bevrijding?
‘We waren natuurlijk heel blij. Ik woonde in die tijd dus op een boerderij op de Veluwe. De Canadezen en Amerikanen kwamen langs in jeeps en legerwagens. Wij juichten naar ze en ik ging op mijn zelf in elkaar geknutselde fietsje, zonder rubberen banden, naar ze toe. Ineens vloog er vlak boven me een raket langs. Door de luchtdruk werd ik in één klap op straat gesmeten. Toen schrok ik natuurlijk, want ik dacht dat de oorlog was afgelopen. Ik lag met m’n benen tussen m’n fiets, maar ik stond weer heel snel op. Zo snel als ik kon, over hekken, rende ik naar de boerderij. We waren bevrijd, maar het was nog wel spannend.’

Contact


Heb je een vraag aan ons? Wilt u meedoen als verteller, als basisschool, of een bijdrage leveren door een interview te begeleiden? Neem contact op, we helpen graag verder.

Christine: +31 6 816 834 18

NL41 TRIO 0254 753892