‘En ze stelden vragen als: ‘Wonen jullie in Suriname in bomen?’


Jesse, Tjun, Bram en Tristan vertellen het verhaal van Bea Vyent
Zaandam

De leerlingen Jesse, Tjun, Bram en Tristan mochten voor het schoolproject Koloniale Sporen Bea Vyent interviewen. Bea komt uit Suriname en kwam naar Nederland toen ze 16 was, helemaal alleen. Ze gingen in gesprek met haar over het verleden in Suriname en hoe ze zich voelt in Nederland. Ze werden hartelijk ontvangen en namen plaats aan de eettafel.

Wij hebben gehoord dat u uit Suriname komt uit het dorp Onverwacht. Kunt u vertellen hoe het dorp aan zijn naam komt?

Ik woonde daar met zeven broers en vier zussen. We leefden in een huis waar de jongens boven sliepen en de meisjes beneden. Onverwacht was vroeger een slavendorp en is na de afschaffing van de slavernij gekocht door voormalige slaven. Zij hebben de naam eraan gegeven. Waarom het dorp Onverwacht heet weet ik niet precies. Het was een dorp met ongeveer vijftienhonderd mensen. Iedereen in Onverwacht kende elkaar en iedereen was familie van elkaar. Men hielp elkaar en kwam vaak bij elkaar op bezoek.’

Hoe was het om in zo’n groot gezin op te groeien?

‘Ik was de jongste van alle kinderen. Mijn vader overleed op mijn vijftiendeeverjaardag. Zoiets vergeet je nooit meer. Mijn oudste broer nam me toen bij zich in huis. Hij werkte al. Mijn broers waren heel beschermend. Om mijn moeder te ontlasten werden een paar kinderen door familie opgevangen. Mijn zus ging ook ergens anders wonen, bij een neef en zijn vrouw – zij hadden zelf geen kinderen. Mijn andere zus woonde ook bij familie. Dat was heel gewoon in die tijd, dat kinderen ergens anders gingen wonen. Maar niet in een gastgezin hoor, altijd bij familie.’

Het contact met de familie was heel goed. We woonden bij elkaar in de buurt. Ook de familie van mijn vader en moeder kwamen vaak op bezoek. Zelfs uit Paramaribo kwamen de zusters van mijn vader elke week langs. Onverwacht ligt veertig kilometer van Paramaribo af. Mijn opa en oma woonden er ook. Mijn oma is 102 jaar geworden. Zij leefde nog in de tijd van de slavernij. Ze was een slavenkind.’

Waarom bent u naar Nederland gekomen?

‘Er was een arts in Suriname die doctor Braaksma heette. Hij vertelde dat er in Nederland weinig verpleegsters waren en dat er een advertentie was geplaatst op de radio en in de kranten of er jonge meisjes waren die in Nederland als verpleegkundige wilden werken. Toen heb ik mezelf opgegeven, tegelijk met een heleboel andere Surinaamse meisjes en jongens. Tja, in Suriname kon je niet zo makkelijk aan werk komen, dus wilde je weggaan. Ik ben zelf in Amersfoort terechtgekomen. Ik werkte eerst zes jaar als verpleegkundige in de psychiatrie en daarna zesentwintig jaar in het Juliana ziekenhuis in Zaandam.’

Want vindt u van Nederland ten opzichte van Suriname, zijn er veel verschillen?

‘Ik kwam hier in de winter aan en er lag sneeuw, dat had ik nog nooit gezien. Ik wilde de hele dag met sneeuwballen gooien, want dat was het eerste wat ze je leerden over Nederland. De mensen hier vonden me heel bijzonder, zij hadden toen nog nooit donkere mensen gezien. Ik voelde me helemaal niet gediscrimineerd vanwege mijn huidskleur. Nu, de laatste jaren, voel je wel dat er een soort druk is, vooral door mensen om je heen. Maar vroeger niet, ze vonden het vooral leuk, dan kwamen ze zo over je huid vegen en vroegen ze: ‘Hè, geeft dit niet af?’ En ze stelden vragen als: ‘Waar hebben jullie Nederlands geleerd?’ en ‘Wonen jullie in Suriname in bomen?’ En dat moest je allemaal vertellen en dan wilden ze met je op de foto. Dat was vroeger, de goeie ouwe tijd. Maar ja, dat is nu anders.’

We hoorden dat U ook een soort eigen taal sprak naast Nederlands in Suriname? Een soort straattaal.

‘Ja, dat is gewoon Surinaams. Ja, wij noemen het ook wel ‘Negerengels’ omdat er veel Engelse worden in zitten. Het is een taal die door iedereen gesproken wordt naast het Nederlands. Maar als ik mensen aanspreek in Suriname doe ik dat meestal toch in het Nederlands, en omgekeerd doen zij dat ook. En intussen komt er wel wat Surinaams doorheen, maar het is Surinaams-Nederlands. Het is niet echt verboden, maar de meeste Surinamers vinden het minderwaardig klinken. Dan zeggen ze altijd: “Zit je niet op school? Dat leer je toch niet op school?”. Thuis sprak ik meestal Surinaams, maar mijn ouders verstonden wel Nederlands.’

 

 

Contact


Heb je een vraag aan ons? Wilt u meedoen als verteller, als basisschool, of een bijdrage leveren door een interview te begeleiden? Neem contact op, we helpen graag verder.

Christine: +31 6 816 834 18

NL41 TRIO 0254 753892