‘Elke keer denk ik: daar stond ik op 10 mei 1940’


David, Louise en Noor vertellen het verhaal van Roel Kuipers
Oude Bergerweg, Bergen

Vanwege corona gaan Bosschoolleerlingen David, Louise en Noor hun interview digitaal doen. Ze hebben al verhalen gehoord van andere kinderen en hebben er veel zin! Ze gaan wel op pad, want het interview vindt plaats in het huis van de juf die hun de interviewles gaf. Op het scherm verschijnt de 85-jarige Roel Kuipers, die tijdens de oorlog in Bergen woonde.

Waar woonde u in Bergen tijdens de oorlog?
Wij zijn in 1939 naar Bergen verhuisd. Mijn vader had dienstplicht en was opgeroepen omdat er oorlog dreigde. Alle soldaten moesten zich melden in Alkmaar om daarna met bussen naar Bergen vervoerd te worden. Bergen was belangrijk, omdat er een vliegveld was. Nederlandse soldaten werden ingezet om de regio te beschermen. Mijn vader zorgde voor een bataljon van honderd soldaten. Hij zorgde voor eten, drinken en slaapplaatsen. De vraag was toen waar al die soldaten moesten slapen. Daarom besloten ze de scholen te ontruimen. De kinderen konden er geen les meer krijgen en ze haalden de meubels eruit en legden stro op de grond om op te slapen.’

Hoe was de oorlog voor u?
‘Ik herinner me het begin. Om vier uur ‘s nachts kwamen de Duitsers als verrassing ons vliegveld bombarderen. De bombardementen sloegen allemaal grote kuilen in de grond. Daardoor konden de vliegtuigen niet meer opstijgen. Ook bombardeerden ze alle prachtige hangars. Mijn moeder haalde me uit bed en zette me voor het raam. Het was een prachtige dag met een stralende zon terwijl de bommen op ons vliegveld vielen. Een soldaat fietste langs in zijn onderbroek, vluchtend voor de bombardementen, roepend: “Vreselijk! Vreselijk!”
Dat huis staat er nog, met dat slaapkamerraampje. Als ik daar nu langsfiets, denk ik: daar stond ik toen op 10 mei 1940. Ik herinner me dat een piloot vanuit de cockpit naar me zwaaide, om vervolgens zijn bommen op het vliegveld te laten vallen. De Duitsers namen alles over. Vanaf dat moment waren zij de baas. Dat de scholen bezet waren, was voor andere kinderen helemaal niet leuk, maar ik had een speeltuintje voor ons huis aan de Bergerweg. Ik kon daar heerlijk elke dag spelen.’

Was u ergens bang voor in de oorlog?
‘Een oorlog is niet iets vriendelijks. Er gebeurden erge dingen. Bergen maakte deel uit van de Atlantikwall. Langs de kust werden allemaal bunkers gebouwd. De Bergenaren moesten evacueren om ruimte te maken voor de Duitsers. In de oorlog werden mensen soms zomaar van de straat opgepikt en gevangengezet terwijl ze niets gedaan hadden. Dat heetten gijzelaars. Als het verzet dan iets deed wat de Duitsers schaadde, pakten ze een gijzelaar die onschuldig in de gevangenis zat en schoten hem dood als statement.’

Hoe was het einde van de oorlog?
‘Terwijl het zuiden van Nederland al bevrijd was, was het bij ons in het noorden nog oorlog. Het was een hele koude winter en er was heel weinig voedsel, vooral in de steden. De dorpen hadden er iets minder last van, omdat de mensen daar nog bij de boeren terechtkonden. Uiteindelijk werden er allemaal vaten, zo groot als een stoel, met voedsel erin gedropt. Die blikken werden gewoon uit het vliegtuig naar beneden geduwd. Iedereen rende er snel naartoe om zo n blik te bemachtigen en als je er dan een had, moest je het natuurlijk wel delen. Van de lege vaten maakten mijn vriendjes en ik vlotten door ze aan elkaar vast te maken. Daarmee voeren we op het water. Dat was avontuurlijk!’

      

 

 

 

 

Contact


Heb je een vraag aan ons? Wilt u meedoen als verteller, als basisschool, of een bijdrage leveren door een interview te begeleiden? Neem contact op, we helpen graag verder.

Christine: +31 6 816 834 18

NL41 TRIO 0254 753892