‘Durf trots op je achtergrond te zijn’


Saskia, Layla vertellen het verhaal van Frans Latupeirissa
Deventer

Saskia en Layla van het Etty Hillesum Lyceum / het Corberic in Deventer interviewen meneer Frans Latupeirissa bij hem thuis. Hij is een goede verteller en weet ook verbanden te leggen tussen zijn persoonlijke verhaal en de Molukse geschiedenis in de maatschappelijke context. Hij geeft ze een boek mee dat hij gemaakt heeft over de Molukse geschiedenis in Deventer.

Waar bent u opgegroeid?
‘Ik ben geboren op de boot van Indonesië naar Nederland. Ik was bijna een maand oud toen we in 1951 in Amsterdam aankwamen.  Daarna gingen we naar Amersfoort waar mijn ouders en zo’n twaalfhonderd andere gezinnen geregistreerd moesten worden. Daarvandaan gingen we naar Woerden. Ik was toen het enige kind, later waren we met zeven kinderen. We woonden in barakken. Onze ruimte was heel klein. Zo groot ongeveer als deze kamer waar we nu zijn. De inrichting was heel simpel, maar je was niet anders gewend. Ik deelde een kamer met de andere kinderen en speelde veel buiten.
Ik heb mijn hele jeugd in verschillende kampen gewoond, in barakken. Dat was heel fijn. We woonden een beetje afgeschermd. Altijd een beetje bij een dorp vandaan. Er waren weinig auto’s in die tijd, in het kamp hadden we die al helemaal niet. Speelruimte was er wel voldoende. Toen we in de Betuwe, in Randwijk, woonden hebben we veel fruit geplukt. Zo kon je geld verdienen.’

Hebben uw ouders verteld over de Molukken?
‘Ik had jonge ouders. Mijn moeder was net 20 en mijn vader was een paar jaar ouder. Mijn moeder sprak Nederlands en mijn vader wat minder. Mijn vader maakte makkelijk contact waardoor ik niet zo zat opgesloten in mijn eigen gezinnetje. Ze hadden veel verhalen. Ook over pijn en verdriet, omdat ze hun familie hadden moeten achterlaten. Mijn vader is met zijn broer in Nederland gekomen en zijn broer is in de jaren ‘60 weer teruggegaan. Hij hoorde verhalen over zijn moeder die hij nooit meer gezien had. Het ging slecht met haar en uiteindelijk overleed ze. Je voelde wel dat hij dat heel moeilijk vond. Hij vertelde mooie dingen over de Molukken, maar ook over de minder mooie. Je bent een ondergeschikte, met Nederland als koloniale heerser.’

Toen u in Nederland kwam, bent u ook naar een Molukse wijk verhuisd?
Nee, wat dat betreft heb ik een andere geschiedenis. Ik ben van het kamp Randwijk. Daar waren maar vijf Molukse gezinnen. De andere kampen waren veel groter. In dat opzicht ben ik veel meer opgegroeid met Nederlanders. Ik had veel Nederlandse vrienden en een Nederlandse vriendin, waarmee ik heb samengewoond. Maar hoe je het ook wendt of keert, mijn achtergrond blijft natuurlijk wel een deel van mijn leven. Ik schrijf en spreek bijvoorbeeld nog steeds vloeiend Maleis. Er was wel veel familie die we konden opzoeken elders in Nederland. Ik ben opgegroeid met het familie-zijn. De wij-cultuur kreeg ik met de paplepel ingegoten. Mijn eigen kinderen gaan er anders mee om. Die zijn anders opgegroeid. Ze zijn individualistischer en assertiever. Dat vind ik ook goed. Maar vergeet niet dat je tot een groep behoort, een familie. Soms op een leuke manier en soms minder leuk.’

‘Ik heb een boek geschreven over de Maranathakerk en de achtergrond van de Molukkers met de titel ‘Gisteren is nodig om morgen te begrijpen.’ We hebben dat boek uitgegeven om geld binnen te halen voor de kerk. Het verhaal begint met de komst in Nederland, de geschiedenis. Maar het gaat ook over de architectuur van de kerk, over de religie en er staan interviews in met Molukse mensen. Ook een interview met mij.’

Heeft u veel last van discriminatie?
In de tijd dat ik studeerde, zat ik met mijn vrienden ’s avonds in de trein. Ik had de gewoonte om door de trein te lopen en te kijken of er nog ergens kranten lagen om te lezen. Ik merkte al dat veel blikken mij volgden. Ik liep terug naar mijn vrienden en zei: ‘Volgens mij komt straks de spoorweg recherche.’  Ja hoor, dat gebeurde ook. De recherche vroeg waar ik heen moest en ik vroeg: ‘Waarom vraagt u dat?’ En ik vroeg aan de andere mensen: ‘Vraagt hij dat ook aan jullie?’  Ik maakte er een beetje een spelletje van. Dit was in de tijd van de treinkaping door Molukkers. Maar dat betekent niet dat alle Molukkers dat doen. Ik had er wel begrip voor, maar zou dat zelf niet doen. Er waren wel twee kanten aan de situatie. Als je dat niet wilt zien, loop je met oogkleppen rond. Toen ik die avond thuiskwam, zeiden mijn vrienden tegen mij en mijn ouders: ‘Maak je maar niet druk, wij kennen jou.’ Die vijandige sfeer is er tot op de dag van vandaag nog steeds wel.’
Ik heb mijn eigen kinderen opgevoed door te laten inzien dat discriminatie het probleem is van de ander en niet die van jezelf. Probeer er niet over te gaan discussiëren. Als jij je goed voelt, moet je niet laten aanpraten dat je niet goed bent. Je bent niet meer of minder dan een ander. Durf trots op je achtergrond te zijn.’

 

 

Contact


Heb je een vraag aan ons? Wilt u meedoen als verteller, als basisschool, of een bijdrage leveren door een interview te begeleiden? Neem contact op, we helpen graag verder.

Christine: +31 6 816 834 18

NL41 TRIO 0254 753892