‘Drie dagen en nachten lagen we onder de grond. Erg lastig!’


Elizah, Norah, Arthur vertellen het verhaal van Piet Verbeem
Kwadendamme

Wanneer Elizah, Norah en Arthur aankomen in Oudtburgh, een verzorgingstehuis in Bergen, blijkt Piet Verbeem nog op bed te liggen. Tja, hij is ook al 100 jaar. De verzorgers helpen hem uit bed en de leerlingen van de Cilinder in Alkmaar wachten 30 minuten in de eetzaal totdat meneer Verbeem klaar is. Maar dan is hij er ook. Heel vrolijk en zingend gaat hij het interview in.

Hoe begon de oorlog voor u?
‘Ik ben 100 jaar oud en geboren in Zeeland; ik ben dus een Zeeuw. We waren thuis met acht kinderen en we woonden in een groot huis in Kwadendamme. Op 10 mei 1940 hoorden we honderden vliegtuigen overvliegen, tjonge. Het zag donker van de vliegtuigen, het was een mooi gezicht, schitterend. Ik was 17 jaar en besefte niet wat er ging gebeuren. Af en toe kwam de pastoor naar ons huis om het te zegenen met wijwater en zo. Maar ons huis werd toch gebombardeerd, er bleef niet veel van over. Mijn broer is overleden bij dit bombardement. Dat was heel verdrietig. Ik herinner me dat ik op dat moment heel bang was.’

Was u bang voor de dood in die tijd?
‘Ja, ik wilde graag blijven leven maar als je jong bent denk je niet zo vaak aan de dood.’

Waar ging u naar toe toen jullie huis platgebombardeerd was?
‘Ik ben in Alkmaar gaan wonen. Daar was weinig voedsel en met mijn buurman Gerard ging ik vaak op zoek naar eten. Samen maakten we hongertochten over het platteland langs de boeren. In Alkmaar heb ik honderden mensen gezien die afgevoerd werden door Duitsers met geweren. Ze liepen in lange rijen door de straten van Alkmaar. Als iemand iets verkeerds deed werd er geschoten.

Dacht u eraan om bij het verzet te gaan?
‘Nee, dat vond ik veel te gevaarlijk. Daar moest je echt alles voor over hebben, vaak met gevaar voor eigen leven.’

Heeft u zelf ondergedoken gezeten?
‘Toen alle jonge mannen opgeroepen werden om in Duitsland te gaan werken, ook ik, dook ik drie dagen onder bij een kennis in Alkmaar. Bij hen in de woonkamer stond een lange tafel en onder die tafel was een luik waaronder mijn buurman Gerard en ik ons verborgen. Drie dagen en nachten lagen we onder de grond. Erg lastig. Als je plassen moest, moest je op je zij gaan liggen en dan piste je. Het stonk wel, maar dat vond ik niet erg, als ik maar veilig was.’

Waar bent u na Alkmaar naar toe gegaan?
‘Na mijn tijd in Alkmaar werd ik naar een jongensinternaat in Beverwijk gebracht. Daar zat ik met 88 jongens. Heel leuk en fijn was dat. Van de oorlog merkten we daar vrijwel niets. Daar studeerden we, sporten we en aten we met zijn allen. We waren daar dag en nacht.’

Hoe voelde u zich toen de oorlog afgelopen was?
‘Opgelucht. Want oorlog is niet leuk. Vaak zag ik honderden vliegtuigen overkomen van Amerikanen, Engelsen en Canadezen. Soms werd het helemaal donker van de vliegtuigen. Zij waren onze vrienden en ze waren altijd op weg om wraak te nemen op de Duitsers. Hele Duitse dorpen werden platgebombardeerd. Dat was wel erg. Ik was heel blij dat de oorlog over was.’

Bent u bang dat er nog een oorlog uitbreekt hier?
‘Ik vertrouw het niet, maar ik voel me op dit moment wel veilig hier.’

 

Contact


Heb je een vraag aan ons? Wilt u meedoen als verteller, als basisschool, of een bijdrage leveren door een interview te begeleiden? Neem contact op, we helpen graag verder.

Christine: +31 6 816 834 18

NL41 TRIO 0254 753892