‘Door het raam zagen we een vliegtuig met brandende slierten’


Jayrell, Elias en Sabrin vertellen het verhaal van Jan van der Linden
Nigellestraat, AmsterdamAmsterdam-Noord

De leerlingen van de Kinderboom in Amsterdam-Noord vertrekken in de auto van juf Cyrelle naar Oostzaan. Ze hebben er veel zin in, want even weg zijn van school is ‘supertof’. Het is 15 minuten rijden naar het huis van Jan en Marijke van der Linden. Eenmaal aangekomen worden Jayrell, Elias en Sabrin volledig in de watten gelegd door het echtpaar, ze krijgen Chocomel, Fristi, koekjes, en later ook tomaatjes, kaasblokjes en worstjes. De sfeer is ontspannen en de kennismaking gaat als vanzelf over in het interview. De leerlingen hebben een prachtige vragenlijst en ondertussen zit mevrouw Van der Linden te borduren aan de keukentafel… de zon schijnt prachtig naar binnen en geeft een gouden randje aan een prachtige ontmoeting.

Wat zijn uw eerste herinneringen aan de oorlog?
‘De oorlog begon op 10 mei 1941, maar voor mij begon die eerder, eigenlijk al in het najaar van 1939. Wat was er aan de hand? De dreiging van de Duitsers werd groot en de Nederlandse regering riep alle jongens op die een geweer konden vasthouden. Ook mijn vader. Hij werd ingedeeld bij een regiment in Velsen, dat noemden ze ‘de mobilisatie’. Iedereen die soldaat kon worden, werd opgeroepen. Zodoende zocht ik samen met mijn moeder mijn vader af en toe op in Velsen. Als peutertje van 3 jaar liep ik rond op dat oorlogsterrein. Ook gingen we regelmatig wandelen in IJmuiden. De haven van IJmuiden moest bewaakt worden. Eind 1939, begin 1940 liep ik daar met mijn vader, bovenop een heuvel. We keken de haven in en zagen een colonne Duitse auto’s aankomen. De oorlog was uitgebroken en de Duitsers kwamen IJmuiden innemen. Ik was 4 jaar oud en begreep er niks van. Maar mijn vader begreep het heel goed en hij stond te huilen. Alle ellende zou beginnen.’

Had u Joodse vrienden?
‘Ik had geen Joodse vrienden, maar wel een Joodse oom. Mijn tante, de zus van mijn vader, was getrouwd met een Joodse man. Die hebben we nooit meer terug gezien. Ik woonde in de Nigellestraat en had wel wat Joodse buren. Op een dag in 1943 was ik op straat aan het spelen en zag ik een kindje langslopen met een pop. Later bleek dat er een huis werd leeggehaald. De Joodse mensen die daar woonden waren allang afgevoerd. Het speelgoed van die kinderen werd uitgedeeld aan buurtkinderen. Het bedrijf die dat deed heette Puls, die haalde in opdracht van de Duitsers alle huizen van Joden leeg. Later noemden we dit ‘Pulsen’. De spullen werden waarschijnlijk verdeeld onder de Duitse bevolking.’

Hadden jullie onderduikers?
‘Nee, dat niet. We hadden niet veel Joden in de buurt. We hadden wel een buurman die was NSB’er. Je moest erg oppassen. In de oorlog werd er bijvoorbeeld illegaal geslacht. Een oom van mij deed dat, illegaal slachten. Dat vlees moest verdeeld worden en mijn vader was daar ook mee bezig. Mijn oom is verraden en in kamp Vught terechtgekomen. Hij is daar ziek geworden en overleden.’

Welke spullen heeft u nog uit de oorlog?
‘Ik heb nog een heel oud kacheltje, dat ons door de Hongerwinter heeft geholpen. Op een gegeven moment was er geen brandstof mee. Bij de pont stond toen het laboratorium van de Shell, met een groot ketelhuis. Er stond een heel grote olietank. In het begin van de oorlog heeft die tank in brand gestaan en was die gescheurd. Het zandbed rondom de tank was doordrenkt van olie. In de Hongerwinter heeft mijn vader uit dat zand brokken olie gehaald, dat leek net appelstroop. Die oliebrokken kon je niet in de haard stoken en daarom had mijn vader ‘gebeunhaast’ en dit kacheltje gevonden. Dat ding ging alleen zo tekeer, het leek wel een motorboot. Als een tomaat, roodgloeiend.’

Welk beeld blijft u voor altijd bij?
‘Een keer ‘s nachts maakte mijn vader mij wakker. Door het raam van onze slaapkamer zagen we een vliegtuig waaruit brandende slierten hingen. Het vliegtuig vloog richting het IJ en later zagen we een rode gloed. Hij was neergestort in het centrum op de Munt, vlakbij de Dam. En op een dag was ik op straat aan het spelen. Toen vloog er een vliegtuig over. Alleen was het wat vreemd, hij waggelde een beetje richting Centraal Station. Plots ging er een deurtje open en sprong er een bemanningslid uit. Ik zag voor het eerst een parachute en de man kwam op de Van der Pekstraat terecht, op het dak. Hij had zijn been gebroken. Veel later, in 1994, kwam hij als een oude man een keer terug om te kijken waar hij toen was gevallen.’

Contact


Heb je een vraag aan ons? Wilt u meedoen als verteller, als basisschool, of een bijdrage leveren door een interview te begeleiden? Neem contact op, we helpen graag verder.

Christine: +31 6 816 834 18

NL41 TRIO 0254 753892