‘Dit waren goede Duitsers!’
Bruce, Dave, Azad, Yuzge vertellen het verhaal van Nico Jenje
We vertrekken met meester Nico (83 jaar oud en al meer dan 40 jaar vrijwilliger op de school) naar een klein kantoortje; een rustige plek voor het interview. Meester Nico heeft het allemaal goed voorbereid, hij maakte een plattegrond van waar hij woonde ten tijde van de oorlog en laat eerst zien waar hij zelf op school zat. De kinderen hangen meteen aan zijn lippen. Nico was 2 jaar toen de oorlog begon. Omdat hij nog zo klein was, weet hij het meest van het einde van de oorlog en de tijd erna: ‘toen was er niks meer!’
Ging u naar school?
‘Ik ging in 1942 naar school. Ik was toen vier jaar. Ik kreeg les in het fietsenhok van de kerk omdat er in onze school Duitsers zaten. Dit waren goeie Duitsers, geen soldaten, maar gewone mensen die in het Duitse leger moesten. Iedere week werden bij deze Duitsers broden geleverd, die voor henzelf bedoeld waren natuurlijk. Mijn broers hielpen dan met uitladen. Ze gooiden een paar van die broden zo over een muurtje. Andere jongens vingen ze dan op. De Duitsers stonden erbij en keken ernaar. Ze deden alsof ze niks zagen.’
Wat voor spannends heeft u meegemaakt in de oorlog?
‘We hadden maar 1 kachel in de huiskamer om het hele huis te verwarmen. Dat was alles. Toen er geen kolen meer waren, moesten mijn vader en broers ‘s nachts de straat op, bomen omzagen. Dat deden ze stiekem, want je mocht ‘s nachts niet naar buiten. In het huis naast ons woonde niemand meer en op een nacht hebben andere buren dat hele huis leeggemaakt en daarbij allemaal planken uit het huis gehaald. Wij namen ook hout mee. De dag erna kwamen er Duitse soldaten ons huis binnen en vroegen: ‘Waar is het hout van de buren gebleven?’ Mijn vader had dat hout in de keuken onder een kleedje gelegd. De Duitsers stonden op ‘t houten vloertje. Maar ze deden alsof ze het niet voelden. Zij waren goede Duitsers.’
Hoe was de hongerwinter?
‘Die was In 1944. Mensen gingen dood, ze hadden honger. Veel mensen trokken de polder in, naar Alkmaar bijvoorbeeld om eten te halen. Maar veel boeren hadden ook niks meer, alle varkens en koeien waren al in beslag genomen door de Duitsers. Toen aten we geen lekkere soep, maar tulpenbollen en suikerbieten.’
Hoe was de bevrijding?
‘Ik herinner me dat er broden, Zweedse broden, vlogen over het dak heen, wij zwaaiden naar de piloten van de Canadese vliegtuigen, dan gingen de luiken open, en kwam er voedsel uit. Na de Bevrijding kregen we bonnen om voedsel, dat in blikken zat, uit de winkels te halen. Die lege blikken maakten we aan elkaar, dan had je een bootje, we deden onze benen in de blikken, en voeren het water over. Hoefden we niet helemaal om te lopen. Bij de kruidenier kocht je een muntje voor gas en licht. Een soort parkeermeter, en als om de tijd was, dan zei de meter “pats”, en stopte die ermee.’
Hoe was het dan met Kerst?
‘Onze pastoor kreeg tijdens de nachtmis, toen alle mensen in de kerk zaten, toestemming van de Duitsers die in onze school zaten om het licht aan te doen. Terwijl het na achten donker moest zijn. Dat was heel bijzonder. Dit waren goeie Duitsers.’
Heb je een vraag aan ons? Wilt u meedoen als verteller, als basisschool, of een bijdrage leveren door een interview te begeleiden? Neem contact op, we helpen graag verder.