‘De Surinaamse cultuur bestaat uit verhalen, de Nederlandse cultuur ook’


Neo, Loulou en Madelief vertellen het verhaal van Regina Flu
Haarlem

‘Regina Flu zet een Surinaamse ‘kotomisi-pop’ klaar op het tafeltje met daarnaast schoolboekjes uit haar jeugd. Het is een warme zomerdag en de ontmoeting zal plaatsvinden in de prachtige tuin van ‘Lieflijk Indië’, een Indische woongroep vlakbij school. Neo, Loulou en Madelief van het Rudolf Steiner College in Haarlem hebben hun vragen goed voorbereid en het zal een mooi gesprek worden waarin mevrouw Flu de leerlingen meeneemt naar haar jeugd in Suriname. Ook zal ze vertellen waar haar achternaam vandaan komt en hoe het samenhangt met het koloniaal verleden. Mevrouw Flu is in 1960 geboren in Paramaribo in Suriname. Ze was de jongste van het gezin en heeft twee broers en twee zussen. Sinds 1977 woont ze in Haarlem, vandaag de dag in dezelfde buurt als de school.

Wat is het verhaal van uw voorouders?
‘Aan moeder’s kant leefde lang geleden een tot slaaf gemaakte vrouw die ‘Vrije Annaatje’ heette. Haar slaveneigenaar heette Ulff. Annaatje kreeg de achternaam van deze slaveneigenaar, maar dan omgedraaid en dat werd dus Flu. Zo is mijn achternaam ontstaan. Dit is verdrietig, maar ik lijd niet onder het feit dat ik de naam van een slaveneigenaar heb. Ik vind mijn naam fijn, kort en krachtig.

Kijk, dit is een ‘kotomisi-pop’, een Surinaamse pop gekleed in traditionele kleding. In de slavernijtijd droegen de tot slaaf gemaakte mensen deze kleding voor speciale gelegenheden. Elke groep had hun eigen stof. Vrouwen hadden ook gevouwen doeken op het hoofd. Deze hadden een betekenis. De tot slaaf gemaakten mochten op de plantages vaak niet met elkaar praten en gaven elkaar geheime boodschappen door met de manier waarop de doek gevouwen was. Bijvoorbeeld als een doek naar links in een punt zat, betekende dat dat je iemand daar links op de hoek ging ontmoeten.’

Kunt u iets over uw ouders vertellen?

‘Met mijn vader had ik niet zo’n goede band. Hij kwam heel af en toe langs. Met mijn moeder had ik dat wel. Ze was heel grappig, we hebben veel gelachen. Mijn moeder werd geboren in Parijs. Daarna verhuisde ze met haar familie naar Frans-Guayana en later naar Suriname. Haar ouders overleden toen ze jong was. Ze werd opgevoed door haar oom en stieftante waar ze het niet leuk had door de stieftante. Zij mocht vanaf haar tiende jaar niet meer naar school van deze tante.’

Hoe was uw schooltijd?
‘Op school las ik verhalen die werden geschreven door Nederlanders en niet door schrijvers uit mijn eigen land. In deze boekjes werd er geschreven over sneeuw, Hollandse kinderen en deftige jonkheren. Dit hadden we allemaal nog nooit gezien in Suriname. Dat was wel raar. We leerden later wel iets over de geschiedenis van Suriname en dat Suriname een kolonie van Nederland was, maar nooit over slavernij. We hoorden wel over plantages, maar verder niks over wat daar gebeurde. En waarom niet? Het is te pijnlijk. Dan moet je vertellen hoe verschrikkelijk de tot slaaf gemaakten als straf gemarteld werden. Dat vonden de leraren te pijnlijk om te vertellen, denk ik.’

In wat voor huis woonden jullie in Paramaribo?
‘Toen ik klein was, woonden we midden in het centrum van Paramaribo op een voormalig slavenerf achter een heel groot en deftig huis. Vroeger was dat het bezit van een plantage-eigenaar en op het erf erachter woonden de tot slaaf gemaakte mensen. Zij woonden heel klein. De huizen werden daarna een beetje aangepast. Het contrast tussen de twee huizen verbaasde me enorm toen ik een keer het grote huis van binnen zag.’

Hoe was het om naar Nederland te gaan?
‘Mijn moeder ging in Nederland wonen, omdat mijn broer daar studeerde. Ik ging iets later in 1977 naar Nederland. Ik zou eigenlijk in Suriname blijven, maar kon niet bij mijn zus blijven wonen. Het was niet moeilijk om uit Suriname weg te gaan, want bij mijn moeder was ik echt ‘thuis’. Ik had niet zoveel moeite met de kou, wel om zoveel in huis te moeten zijn. In Suriname waren we veel meer buiten. In Haarlem woonden we eerst in de wijk Het Rozenprieel. Daar waren we het eerste gezin van kleur. We werden soms wel aangekeken. Je voelde dat mensen keken als je een winkel instapte. Op de Grote Markt werd ik door een meisje Zwarte Piet genoemd. Dat deed mij geen pijn, want mijn moeder heeft mij altijd geleerd dat ik mag zijn wie ik ben!’

Hoe ziet uw huidige leven eruit?
‘Nu ben ik verpleegkundige en docent. Naast mijn werk lees ik kinderen voor. Ik vind het geweldig! Als ik voorlees gaat de fantasie leven, bij de kinderen en bij mij. De Surinaamse cultuur bestaat uit verhalen, de Nederlandse cultuur ook.’

 

 

 

Contact


Heb je een vraag aan ons? Wilt u meedoen als verteller, als basisschool, of een bijdrage leveren door een interview te begeleiden? Neem contact op, we helpen graag verder.

Christine: +31 6 816 834 18

NL41 TRIO 0254 753892