‘De straat was een vuurzee, “eruit, eruit, eruit!” riep mama’
Storm, Amelie en Max vertellen het verhaal van Frans Gruitjters
Hastelweg, Eindhoven
Frans Gruijters (91) was vroeger onderwijzer op de school van Storm, Amelie en Max, De Trinoom aan de Don Boscostraat in Eindhoven. Hij was tien jaar toen de oorlog begon, net zo oud als de leerlingen nu zijn. Door corona kan hij niet naar school komen of de kinderen naar zijn huis en dus is het interview online.
Herinnert u zich het begin van de oorlog nog?
‘Ik was met mijn vader in de tuin en we zagen een paar vliegtuigen overkomen. We dachten dat het Zwitsers waren. Hakenkruizen kenden we, maar het kruisje van die vliegtuigen niet. We hebben heel blij staan zwaaien. Het bleken Duitsers, onze vijanden, te zijn! Toen was het oorlog. De eerste Duitser die we zagen vroeg naar der Flughafen; iemand zei: “Immer geradeaus fahren”. Ik snapte niet hoe hij dat durfde zeggen. ‘Immer geraden aus’ was niet naar het vliegveld, maar recht het kanaal in! Waar nu de grote Albert Heijn is, stonden barakken van de Duitsers, met een uitkijktoren. Ik zag ze regelmatig. Ze konden goed zingen en zongen wel eens een liedje over hoe ze Engeland wilden bezetten: “Wir fahren gegen Engeland”. Als ze dan over de boot zongen, riepen mijn vriendje en ik “Plons, plons!” en dan renden we snel weg.’
Hadden jullie genoeg eten in de oorlog?
‘Er was altijd te weinig. Mijn ouders kochten vaak samen met buren een stuk varken bij de boer. Dan aten we soms reuzel of balkenbrij. Regelmatig kwam een paard met platte kar voorbij met zakken graan. Dat ging naar het Beatrixkanaal om vervoerd te worden naar Duitsland. Geschenken aus Holland stond op de boot. Ik rende dan met mijn broertjes achter de wagen aan om een zak open te snijden. Mama bakte daar brood van. Met gespaarde koffiebonen maakte ze er ook koffie van. Die was natuurlijk niet te drinken. Om te stoken kapten we bomen of gingen we kolen jatten bij de treinen. Een keer vond vader houten bielzen, balken op het spoor. Hij nam ze mee, zaagde ze kleiner toen een NSB’er achterom kwam lopen en hem verraadde. Toen is ‘ie opgepakt. Hij heeft toen een week in de cel gezeten.’
Heeft u wel eens een neergestort vliegtuig gezien?
‘Ja, daar heb ik slechte herinneringen aan. Bijna elke nacht vlogen er vliegtuigen vanuit Engeland laag over Eindhoven, richting Duitsland om daar te bombarderen. De Duitsers in Eindhoven zetten dan straallampen de lucht in om ze te zien en neer te schieten. Ik heb er één in brand zien vliegen. Het was heel angstig om te zien. Hij stortte een paar honderd meter van ons huis bij het kanaal neer. De dag erna gingen we kijken en pakten een souvenirtje mee, bijvoorbeeld het dikke glas van de cockpit. Daar maakten we dan bijvoorbeeld een hartje van voor aan een kettinkje van. Er werd veel gebombardeerd op het vliegveld. Een keer viel een bom op de Trudokerk. Een meisje dat bij de bakker vlak bij de kerk, bij de Kerk-akkerstraat, werkte, lag dood onder de toonbank. De klok van de Trudokerk is trouwens door de Duitsers meegenomen naar Duitsland om omgesmolten te worden. Ik was koorjongen en stond erbij toen dat gebeurde. Ze hadden ijzer en brons nodig om oorlog te voeren. De klok was enkele jaren ervoor gegoten in Aarle Rixtel. Nu ging deze aan een grote ketting naar beneden. Ook is er op een nacht een brandbom een paar meter voor onze voordeur gevallen. Wij sliepen al. Ineens kwam mijn moeder in paniek naar ons toe. “Eruit, eruit, eruit!” riep ze. De straat was een vuurzee. Het was heel beangstigend. Als er bombardementen waren, scholen we in de wc. Mama met de baby op schoot, wij eromheen. Daar was het veilig. Ik heb wel veel angst gehad. Ook met de PSV-razzia op 27 februari 1944. PSV voetbalde tegen Longa. De Duitsers hadden werklieden in Duitsland nodig en hielden een razzia. Alle straten rond het stadion werden in korte tijd afgezet. Ze stormden het stadion binnen en alle mannen tot veertig jaar werden opgepakt. Er was veel drukte en ineens was ik mijn vader, die toen veertig was, kwijt. Ik was erg bang en ben tenslotte alleen naar huis gelopen. We waren thuis angstig. Waar bleef hij toch? Gelukkig wist hij uit handen van de Duitsers te blijven.’
Hoe was de bevrijding?
‘Ik was vijftien en weet nog dat bij de Botenlaan de amfibievoertuigen stonden opgesteld. We hebben toen ook een Engelse militair, pas achttien jaar jong, in huis genomen. Daar heb ik goede herinneringen aan. We kregen wit brood, chocolade en sigaretten. De jongeman zat bij ons thuis in de grote stoel met een mondinstrument en dan zong hij “Oh my darling Clementine“. Hij heette Robert Alan Clarck. Hij is getrouwd met een Eindhovense. We hielden contact en rond 1985 is hij overleden. We hadden ook evacués in huis. Een Limburgse vrouw van 82 met haar dochter van zestig. Die lustten geen bonen en gaf die aan de hond.’
Heb je een vraag aan ons? Wilt u meedoen als verteller, als basisschool, of een bijdrage leveren door een interview te begeleiden? Neem contact op, we helpen graag verder.