‘De moeders in die tijd waren heldinnen’


Ouiam, Arina, Jazmin en Liva vertellen het verhaal van Bep Zijlstra
Jan van Riebeekstraat 3Amsterdam-West

Ouiam, Arina, Jazmin en Liva gaan met de tram vanaf school, de Corantijnschool in Amsterdam-West, naar Bep Zijlstra. Vrolijk doet de 86-jarige de deur open. De kinderen mogen kiezen of ze binnen of buiten willen zitten. Het wordt de tuin, want het is erg lekker weer. Bep serveert chocolademelk en verrast het bezoek met heerlijke koeken. Ze vindt het erg grappig dat ze door allemaal meisjes, alle vier met een staartje, geïnterviewd wordt.

Hoe heeft u de oorlog overleefd?
‘Gewoon, met adem halen! Grapje. Mijn moeder heeft heel goed voor ons gezorgd. Daardoor hebben we de oorlog overleefd. Ze had op haar vierentwintigste al vijf kinderen en in de oorlog kreeg ze er nog een zesde bij. Het wassen van alle kleren was veel werk, met volle teilen water en zo’n wasbord waar je op moest schrobben. We hadden toen ook nog geen luiers, er was geen zeep en geen warm water. Warm water maakte je op de kachel, maar kolen om die aan te krijgen waren er ook niet. We moesten daarom hout zoeken. Vooral de laatste twee jaren waren een rampenplan. We hadden niks meer. De moeders waren heldinnen!’

Moest uw vader werken in Duitsland?
‘Ja, maar dat wilde hij natuurlijk niet. Hij werd gewoon opgepakt en op de trein naar Duitsland gezet. Bij Nijmegen was de rails kapot gemaakt en moest de trein stoppen. Hij heeft toen de schuifdeuren open weten te krijgen en is met twee andere mannen gevlucht. Op tijgersluipgang door de weilanden kropen ze in het bijna donker over het land. Ze kwamen aan bij een boerderij waar gelukkig een goeie boer woonde. Daar heeft hij ruim negen maanden als hulp gewerkt. Hij heeft nooit een bericht naar huis gestuurd. Mijn moeder stierf ondertussen duizend angsten, want hij had ook dood kunnen zijn. Maar hij kwam weer thuis. Er werd op een dag aangebeld, ik deed de deur open en keek heel verbaasd naar die vreemde man. Met een baard herkende ik hem niet. “Ik ben ben je vader, ik ben weer terug!” zei hij’

Kende u ook mensen die in Duitsland zijn vermoord?
‘Nee, maar mijn oom zat wel in Duitsland gevangen en is daar gemarteld. De nagels werden van zijn vingers gerukt en hij werd met waterboarding volgespoten. Dan knap je bijna tot je nog net niet doodgaat. Na de oorlog kwam hij terug. Hij was helemaal in de war. Mijn moeder vond dat hij ons moest vertellen wat hij had meegemaakt. Hij vertelde dat ze in de gevangenis op de binnenplaats werden uitgelaten en dat de Duitsers dan een ‘spelletje’ deden. De gevangenen moesten rondlopen en als er werd gefloten, moest je stilstaan en wie er het dichtst bij de stip stond, die moest de poep van een Duitse soldaat opeten en doen alsof het lekker smaakte. De eerste man die het niet opat, werd meteen doodgeschoten. Je had dus geen keus. Mijn oom was gelukkig nooit bij die stip terechtgekomen. Van poep eten ga je niet dood, maar lekker is anders. Drie jaar na de oorlog is mijn oom overleden.’

Hoe kwamen jullie aan eten in de oorlog?
‘Mijn vader zat in de zwarte handel, dat is handel buiten de regels om. Hij haalde wel eens stiekem een stuk varken of koe bij de boeren. Dat bracht ie naar onze buurman, die slager was, om het in stukken te snijden. Als de Duitsers dat wisten, werd het afgepakt. Dus als we in de straat het gebonk van de Duitse soldaten hoorden, werd het vlees snel vanaf de buurman in een hutkoffer gedaan en via een luik tussen ons huis en zijn winkel naar ons gebracht. Er ging een tafelkleedje over en mijn zusje en ik gingen dan heel lief met het poppenservies erop spelen. NSB’ers bij ons in de straat hadden verraden dat we vlees hadden. Maar ze kwamen niet op het idee om in die hutkoffer te kijken waar wij bij zaten te spelen. Gelukkig maar, want dat zou heel slecht zijn afgelopen.’

Contact


Heb je een vraag aan ons? Wilt u meedoen als verteller, als basisschool, of een bijdrage leveren door een interview te begeleiden? Neem contact op, we helpen graag verder.

Christine: +31 6 816 834 18

NL41 TRIO 0254 753892