‘De Japanners waren heel streng en wreed’


Janne, Lize en Sacha vertellen het verhaal van Whie Lie Pauw
IndonesieAmsterdam-Zuid

Janne, Lize en Sacha van het St. Ignatiusgymnasium nemen onderweg naar de 90-jarige mevrouw Whie Lie Pauw nog eenmaal hun vragen door. Bij haar huis worden ze hartelijk ontvangen door een veel jonger uitziende mevrouw Pauw. In de woonkamer staan en hangen veel Indische spullen. Mevrouw Pauw noemt zichzelf een oudje. Maar het kan ouder, want de overgrootmoeder van een van de leerlingen is 105.

U bent geboren in Indië, kunt u iets over uw jeugd vertellen?
‘Mijn familie komt oorspronkelijk uit het zuiden van China en is uiteindelijk in Indië beland. Daar zijn mijn ouders geboren. Ik ben de één na jongste van zeven broers en zussen. Mijn vader had het geluk dat hij de kans kreeg om als onderwijzer op een school te werken die de Nederlandse regering had geopend. Ik zat op een nonnenschool met alleen meisjes. Er zaten ook veel Hollandse meisjes bij mij op school die in internaten woonden. Hun ouders woonden verderop op de tabaksondernemingen en zij kwamen in de weekenden naar de stad om hun kinderen op te zoeken. Op school sprak ik Nederlands en thuis Maleis. Wij werden door de nonnen allemaal gelijk behandeld, ze waren alleen wel streng.’

Merkte u iets van de oorlog?
‘Toen de Japanners kwamen, moesten veel meisjes uit mijn klas naar een kamp. Ik vond dat verschrikkelijk want we hadden altijd samen gespeeld. De Japanners waren heel streng en wreed. Kennissen van mijn ouders hadden een lunchroom waar de andere ouders van de plantages vaak aten met hun kinderen. Op een dag vielen de Japanners binnen en namen de eigenaar gevangen. Hij is gemarteld en zijn tong hebben ze half afgesneden. Hij heeft nooit meer kunnen praten. Niemand wilde in handen van de Japanners komen, dus je moest zo min mogelijk opvallen of tegenspartelen anders was je de sigaar. Een goede kennis van ons, meneer Lo, logeerde een keer bij ons toen er een vrachtwagen met Japanners voor ons huis stopte. De mannen stormden naar binnen. Mijn moeder zei dat we snel moesten schuilen. Toch vonden ze meneer Lo. Ze namen hem mee en martelden hem. Hij heeft er later nooit over willen praten. Wij kinderen mochten sowieso niet alles weten. Iedereen was bang voor praters. Een Japanner had eens tegen mijn vader gezegd dat hij wel een baantje voor mij wist. “Niks ervan,” zei mijn vader, want hij wist dat ik als concubine zou moeten werken. Om me te beschermen, gingen mijn ouders de stad uit.’

Hoe was het na de oorlog voor u?
‘Mijn vader overleed in de Japanse tijd. Mijn moeder bleef alleen achter en had niet veel geld. Ik had de HBS gedaan en was bezig met een opleiding rechten. Ik moest werk vinden maar alle goede banen waren weg. Er was alleen nog saai werk, zoals adressen overschrijven, maar ik wilde meer. Omdat ik talen had geleerd op de HBS, heb ik mijn kans gegrepen en ben ik mijn nicht in Duitsland achterna gereisd. Ik vond het heel spannend want ik was jong en ging alleen. Wekenlang zat ik op een boot naar Europa. Vanaf Italië ging ik verder met de trein. Na kort bij mijn nicht te zijn geweest, ging ik naar Amsterdam waar ik door mijn bankgenoot opgevangen werd. Ik sprak gelukkig Nederlands en een beetje andere talen en probeerde het gewoon. Door mijn collega had ik een goede start. Ik ben in Nederland gebleven en naar mijn gevoel ben ik eigenlijk altijd gelijk behandeld.’

            

 

 

 

Contact


Heb je een vraag aan ons? Wilt u meedoen als verteller, als basisschool, of een bijdrage leveren door een interview te begeleiden? Neem contact op, we helpen graag verder.

Christine: +31 6 816 834 18

NL41 TRIO 0254 753892