Henk Nonnekes was 10 jaar toen de oorlog begon. Ook hij woonde toen aan de rand van de stad in Amsterdam West en keek uit over de tuinderijen die later Nieuw-West zouden worden.
Al in het begin van de oorlog moesten wij alle kostbare spullen inleveren. Wij hadden een hele mooie koperen klok en die hebben wij toen achter de wc verstopt. De school waar ik op zat, werd in 1942 gevorderd. Later heb ik nog eens stiekem naar binnen gekeken en toen liepen de varkens door de gymzaal. Ik heb ook wel eens moeten schuilen dat de granaatscherven bijna op je hoofd vielen.
Mijn vader zou eigenlijk moeten werken in Duitsland. Gelukkig had hij een kennis bij het bureau die zijn papieren had weggemoffeld, maar toen moest hij dus wel onderduiken. Hij zat in een kelder van een boerderij vlakbij ons, aan de rand van de stad. Mijn moeder werkte in de huishouden bij een joodse familie die zelf ook in het ondergrondse werk zat. Op een dag zou er een bijeenkomst zijn van verzetsmensen en mijn moeder was daarbij. Toen is er een overval geweest door zwarthemden. De leiders van die groep zijn gewaarschuwd door een speciaal fluitje. Maar een aantal anderen en mijn moeder zijn vastgehouden in dat huis. Mijn moeder heeft toen het valse persoonsbewijs van de mevrouw waar zij voor werkte opgegeten om het bewijs te vernietigen. Ze zei altijd dat het zo moeilijk was om die foto weg te krijgen. Mijn oom werkte bij de stadsreiniging en heeft meegedaan met de Februaristaking. Van mijn familie heeft gelukkig iedereen het overleefd.
De hongerwinter had de meeste impact. Alle scholen waren dicht, want iedereen was alleen nog maar bezig met eten. Ik hielp bij de tuinderijen waar mijn vader ondergedoken zat. Ik ging dan stiekem met een platboot het water over met tassen vol groente. Er stonden zwarthemden op de bruggetjes om het eten af te pakken en zo konden ze er niet bij. Dus eigenlijk heb ik een klein beetje in het verzet meegewerkt. Maar ik heb ook wel op mijn kop in een pan van de gaarkeuken gehangen om het laatste restje eruit te schrapen. Mijn moeders hele linnenkast is naar de boeren gegaan om te ruilen tegen eten. In februari 1945 begon de voedseldropping, dat was een lekkernij!
Na de bevrijding heb ik met hardlopen nog eens een mud aardappelen gewonnen. Ik was op 7 mei 1945 nog even op de Dam, maar ik was net op tijd weg toen ze begonnen te schieten. Toen ben ik namelijk naar de Canadezen gaan kijken die de stad binnen kwamen. Ik hoop dat jullie nooit een oorlog mee moeten maken. Dat dit een vrij land mag blijven waar andere mensen niet worden afgewezen.