De eerste aanblik op de Dam, met al die duiven…


Naut, Aemilia, Kirsten, Neetje, Loïs en Sara vertellen het verhaal van Liesbeth Bottse

Naut, Aemilia, Kirsten, Neetje, Loïs en Sara van de middelbare school ALASCA in Amsterdam spraken met Liesbeth Bottse over de telefoon. Zij kwam in 1963 per boot vanuit Suriname naar Nederland. Rond 1980 ging ze terug, maar koos uiteindelijk toch voor Nederland. Hier woonde ze in verschillende steden, studeerde ze en werkte ze in de verzorging. De tweedeklassers schreven haar verhaal zelf uit.

Wat heeft u meegemaakt van de kolonisatie?
‘’Ik heb niet zo veel meegemaakt. Je wist niet beter. Er was namelijk niets om het mee te vergelijken. Via school kreeg je penvrienden toegewezen. Ik schreef met een meisje in Amsterdam en een jongen in Den Haag. Zo kreeg ik veel informatie over Nederland. Dat was wel leuk. Ik vertelde hun over mijn situatie in Suriname. Je leerde elkaar en elkaars land zo beter kennen. Later heb ik een van de penvrienden nog gezocht, maar ik heb haar niet gevonden.’

Welk gerecht uit Suriname mist u het meest?
‘Ik mis bepaalde ingrediënten uit Suriname, ook al is hier heel veel verkrijgbaar. Zo kan ik veel vissoorten voor de soep heel moeilijk krijgen. Als je ze koopt, zijn ze geïmporteerd. En het is altijd een beetje anders dan het was in Suriname. Soep en de smaak van sommige gerechten zoals ze daar smaakten, dat mis ik.’

Wat zult u nooit meer vergeten?
‘De bootreis naar Nederland. Ik was ziek van de zee en het was winter. Ik kwam aan in Engeland en daar was het nog kouder dan hier in Nederland. We hadden geen winterkleding. Je wist ook niet wat dat was. In Nederland kwamen we aan bij de KNSM, achter het Centraal Station. Passagiers mochten pas de volgende dag van boord. Met geld van de kanaal ging ik snel een dikke jas kopen in de stad. Ik vergeet nooit meer die eerste aanblik van de Dam, met al die duiven. Het ziet er trouwens nog hetzelfde uit als toen.’

Moest u erg wennen?
‘Aan de kou dus vooral. En je moest gewoon werken, weer of geen weer, sneeuw of geen sneeuw, ijs of geen ijs. Vroeger vroor het ook vaker dan nu. Een keer had het geijzeld. Mijn hospita zei dat je moest oppassen. Ik dacht: nou dat zal wel lukken. Ik gleed zo vanaf mijn voordeur naar de voordeur aan de overkant. Het ergste was dat ik niet meer  kon opstaan. Ik lag daar een beetje te worstelen om op te staan en toen kwam er een man langs met een blindenstok en hij liep heel rustig, zonder uit te glijden. Later heb ik begrepen dat hij ijzers onder zijn schoenen had. Daar had ik nog nooit van gehoord. Kruipend ben ik teruggegaan naar mijn appartementje en op advies van mijn hospita heb ik toen sokken over mijn schoenen gedaan. Op die manier ben ik naar de hoek gelopen om op de tram te stappen. Daar was wel gestrooid; in de zijstraten deden ze dat niet. Ik vond dat toen allemaal heel verschrikkelijk, maar moest er later wel om lachen. Maar op dat moment wilde ik meteen terug naar Suriname. In 1980 ben ik ook teruggegaan naar Suriname. Toch heb ik voor Nederland gekozen. Mijn Surinaamse medemensen nemen het me vast niet in dank af, maar hier is het beter.’

      

 

 

Contact


Heb je een vraag aan ons? Wilt u meedoen als verteller, als basisschool, of een bijdrage leveren door een interview te begeleiden? Neem contact op, we helpen graag verder.

Christine: +31 6 816 834 18

NL41 TRIO 0254 753892