‘De Danie Theronstraat zag er aan het einde van de oorlog uit als een ruïne’


Cas, Insaaf, Ecrin, Gyon, Douwe vertellen het verhaal van Tonny Biesterveld
Danie TheronstraatAmsterdam-Oost

Cas, Insaaf, Ecrin, Gyon en Douwe van de Lidwinaschool in Amsterdam-Oost interviewen Tonny Biesterveld over haar oorlogsherinneringen. Ze was pas 5 jaar toen de oorlog begon, maar weet nog best veel te vertellen. De lege huizen in de Transvaalbuurt, waar Joodse gezinnen hadden gewoond die in de oorlog waren meegenomen door de Duitsers, maakten veel indruk op haar.

Wat heeft u het meest geschokt tijdens de oorlog?
‘Toen ik ongeveer 7 jaar was, ik was iets jonger dan jullie nu, liep ik op het Afrikanerplein in Oost. Daar stond een overvalwagen, waar Joodse mensen in werden gewerkt, zal ik maar zeggen. Ik ben in een Joodse buurt opgegroeid in Oost. Halverwege 1943 waren er al heel veel Joodse mensen weggehaald. Veel huizen stonden leeg. Als het dan in de winter heel koud was, sloopten ze de huizen om te kunnen gebruiken voor brandhout. De trappen, ramen en kozijnen werden eruit gehaald, alles van hout. Ik woonde in de Danie Theronstraat, en aan het einde van de oorlog was er een huizenblok in de buurt dat er uitzag als een ruïne. Overal zaten gaten in. In dat blok hadden bijna alleen maar Joodse mensen gewoond.’

Had u genoeg te eten tijdens de Hongerwinter?
‘In 1944 kwam er steeds minder voedsel, vooral in de steden en dus ook in Amsterdam. De mensen leden honger, alles was op de bon. Per persoon kreeg je een half brood per week, kun je je daar wat bij voorstellen? Mijn vader sneed hele dunne plakjes boterhammen. De scholen waren halve dagen open, soms ‘s morgens en soms ‘s middags. Als je pas in de middag hoefde dan bleef je wat langer in bed want daar was het warmer. Ik legde mijn dungesneden plakje boterham op het andere kussen en lag daar dan een hele tijd naar te kijken, tot ik het opat. Verder aten we vooral suikerbieten of tulpenbollen.

‘In het Sportfondsenbad, nu Oostpoort, was een gladde muur met grote luiken. Voor de muur stonden mensen in een lange rij met pannetjes of emmers. Achter de luiken stonden mensen die eten in je pan of emmer gooide, hutspot of wat het ook maar kon zijn. Zo had je toch nog wat te eten.’

Kon u bij uw ouders blijven tijdens de oorlog?
‘We hadden geen eten en veel kinderen waren erg ondervoed, zo erg dat sommigen het niet overleefden. Mijn zusje van 5 die er het ergste aan toe was, is naar een dorpje in Noord Holland gebracht. Daar verbleef ze bij een slager en kreeg er goed te eten. Een maand later zijn mijn broertjes en ik ook weggegaan, met een boot. Over allerlei kanalen in Nederland zijn we in drie dagen en nachten naar Assen gevaren. Daar hebben we in het stro geslapen, we kregen eten in een restaurant. De volgende dag werden de kinderen aan tafel gezet met een boterham. Vooraan stonden een meneer en mevrouw die de namen van de kinderen afriepen. Mijn broertjes gingen naar Groningen en ik ging met nog een ander meisje naar een gelovig gezin in Peizermade in Noord-Drenthe.

‘Eerst kreeg ik maar een beetje te eten omdat ik langzaam moest aansterken en daarna steeds wat meer. Omdat deze mensen gelovig waren, baden ze voor het eten. Als zij dan hun ogen dichthielden, likte ik snel m’n bord af omdat ik dacht dat niemand het zou zien. Ik had zo’ n honger. De mevrouw van het huis zei later tegen me dat dit niet mocht. Ik was zo verbaasd dat ze dat gezien had, haar ogen waren toch dicht geweest?’

Hoe bent u weer in Amsterdam terecht gekomen?
‘Tijdens de bevrijding reden de bevrijders de dorpen en steden binnen. Ze gooiden sigaretten en chocolade naar de mensen. Ik kreeg twee repen chocolade. Mijn moeder wilde niet wachten totdat ik teruggebracht werd, en is zelf op een fietsje zonder banden vanuit Amsterdam naar Drenthe gefietst. Op een dag kwam ik uit school het huis binnen – onderweg had ik al het idee dat mensen vanachter hun gordijntjes naar me keken – en in de keuken lachte mijn pleegmoeder zo naar me. Daar zat mijn moeder in de kamer. Ze is een paar uurtjes gebleven en heeft meegegeten, daarna is ze 50 kilometer doorgefietst naar Groningen om mijn broertjes op te halen. De volgende dag nam ze hen mee en haalde mij op. We zijn toen ongeveer 60 kilometer naar Joure gelopen. Mijn jongere broertje jengelde de hele weg. En de volgende ochtend zijn we naar de haven in Lemmeren gelopen, en met een stoomboot naar Amsterdam gevaren.’

Contact


Heb je een vraag aan ons? Wilt u meedoen als verteller, als basisschool, of een bijdrage leveren door een interview te begeleiden? Neem contact op, we helpen graag verder.

Christine: +31 6 816 834 18

NL41 TRIO 0254 753892