‘De buurvrouw was opschepjuf en gaf ons een schepje extra’


Reyna, Elisa, Daniela en Tess vertellen het verhaal van Bep Zijlstra
Jan van Riebeekstraat 3 huisAmsterdam-West

Reyna, Elisa, Daniela en Tess van De Boomgaard in Amsterdam-West ploffen neer op de bank in de docentenkamer. Bep Zijlstra (1936) komt even later binnen. De dames hebben hun vragenlijst in de aanslag. Zodra Bep haar jas uit heeft, steken ze van wal met de eerste vraag. Bep roept nog grappend: “Krijg ik geen koffie met gebak?!”. Nadat ze haar chocolaatjes en koffie in ontvangst heeft genomen, begint ze te vertellen over haar ergste herinnering uit de oorlog.

Wat is uw ergste herinnering aan de oorlog?
‘Dat m’n vader weg was en dat we honger hadden. Omdat alle jonge Duitse mannen moesten vechten, had Duitsland niet zoveel werknemers meer. Om het werk in de fabrieken en aan wegen te kunnen blijven doen, werden alle jonge mannen in Nederland opgepakt om in Duitsland te werken. Mijn vader wilde dat niet. Als hij de laarzen in onze straat hoorde marcheren, dan rende hij naar achteren door de tuinen naar een schoonzusje. Zij kwam oorspronkelijk uit Oostenrijk en had neven die in het Duitse leger zaten. Dus bij haar kwamen ze niet zoeken.
Op een gegeven moment kwam m’n vader niet thuis. Toen wist m’n moeder dat hij was opgepakt. Ze heeft negen maanden niks van hem gehoord. Bij thuiskomst hoorden we wat er was gebeurd. De trein waarin hij naar Duitsland was gebracht, was vlak voor de grens in een weiland gestopt. Er moest iets aan het spoor worden gerepareerd. M’n vader is toen met nog twee mannen eruit gesprongen en in hoog gras op zijn buik gaan liggen. Toen de trein wegreed, bleven ze stil op hun buik liggen tot het donker werd. In tijgersluip zijn ze toen door het gras naar een boer gekropen. Daar heeft hij negen maanden als boerenknecht gewerkt. Hij heeft mijn moeder nooit een brief gestuurd, want hij was bang dat de Duitsers het zouden lezen en dat hij dan opgepakt zou worden.’

Hoe kon uw moeder aan spullen komen in de oorlog?
‘Mijn moeder had op haar 27ste al zes kinderen, dus ze heeft het wel moeilijk gehad. Ze heeft alles wat ze had met boeren geruild voor eten. Ook lakens, dus wij sliepen alleen nog onder wollen dekens, die kriebelden heel erg. Er zijn best boeren die rijk zijn geworden van de armoede van de bevolking. Maar er waren ook boeren die wat ze over hadden weggaven. Op een gegeven moment hadden we niks meer, ook geen speelgoed. Al het houten speelgoed was voor de kachel gebruikt. Oude schoenen werden er ook in opgebrand. Mijn moeder was eigenlijk een held, want ze maakte overal wat van. Van oude kranten en foldertjes knipte ze vierkante stukjes papier en die hing ze als wc-papier aan een touwtje bij de wc. En ze liep altijd met een kussen onder haar jurk, zodat het net leek of ze zwanger was. Soms, als ze met spullen van de boeren terugkwam, stond de politie die met de Duitsers samenwerkte op straat om te controleren. Maar als ze zagen dat ze zwanger was dan waren ze niet zo streng. “Loop maar door,” zeiden ze dan. En onze buurvrouw hielp een beetje. Zij was opschepjufrouw in de gaarkeukens waar je eten kon halen met een bon. Als we bij haar kwamen met ons pannetje, gaf ze een extra schepje. We hadden een knijpkat, een zaklantaarn is dat. Als we ‘s avonds de ramen verduisterden, dan hadden we daar een beetje licht mee. Kijk, hij doet het nu nog steeds. Een originele knijpkat uit 1944!’

Zijn de Duitsers wel eens bij jullie in huis geweest?
‘Soms kwamen ze controleren als ze dachten dat je iets deed wat niet mocht. Een keer kan ik me goed herinneren dat het heel spannend was. Mijn vader ging soms stiekem bij de boeren vlees halen voor de slager die naast ons woonde. Als de Duitsers daar gingen controleren, moest de slager snel het vlees verstoppen. In ons kolenhok dat grensde aan zijn winkel zat een groot luik. Daar deed de slager dan al het vlees in. Mijn moeder pakte het aan de andere kant dan weg en deed het in een grote hutkoffer. Op die hutkoffer legde ze een kleedje en daar zette ze een kinderserviesje op. Mijn zusje en ik gingen daar dan mee spelen. Het is toen inderdaad een keer gebeurd dat een Duitse soldaat bij ons kwam controleren. De bel ging en mijn moeder liet hem binnen. Mijn zusje en ik zaten dus op het verstopte vlees te spelen. De soldaat keek rond en gaf ons een aai over onze bol en dan moesten we maar heel lief lachen en niks zeggen. Eigenlijk wilden we zeggen: “Blijf van me af!” Maar onze moeder had ons geleerd dat we dat niet mochten zeggen. En toen liep die soldaat zo weer naar buiten.’

Contact


Heb je een vraag aan ons? Wilt u meedoen als verteller, als basisschool, of een bijdrage leveren door een interview te begeleiden? Neem contact op, we helpen graag verder.

Christine: +31 6 816 834 18

NL41 TRIO 0254 753892