‘Bij ons thuis was het warm en licht’


Fabrice, Julia en Lucia vertellen het verhaal van Tine van Wijk
Duivendrechtsekade 87, AmsterdamAmsterdam-Zuid

Tine van Wijk wordt tijdens het opstarten van het videogesprek geholpen door Fabrice, Julia en Lucia van de Anne Frankschool. “Kunt u ons allemaal zien? Ander moet u uw lay-out wijzigen”. Tine ziet alle drie de kinderen. Dus kunnen ze beginnen met het interview.

Waar woonde u toen het oorlog was?
‘Ik woonde aan de rand van de stad, aan de Duivendrechtsekade, waar later de Bijlmerbajes werd gebouwd. Mijn ouders hadden daar een aannemersbedrijf. We woonden eigenlijk op een soort industrieterrein en we hadden er veel ruimte, ook om te spelen. Mijn opa en oma woonden naast ons. Ik was drie toen de oorlog begon. Na mij kwamen nog een zusje in 1940 en een broertje vlak voor de Hongerwinter in 1944. Naast ons zat Cinetone, de Duitse filmstudio’s. De Duitsers vonden mijn kleine zusje er schattig uitzien met haar krulletjes en vroegen aan mijn ouders of ze mee mocht spelen in een film, genaamd ‘De zwarte jurk’. Dat wilden mijn ouders niet, maar ze begrepen ook wel dat je beter geen nee kon zeggen tegen de bezetter. Daarom stemden ze toch toe.’

Hadden jullie onderduikers in huis?
‘We woonden dus naast de Duitse filmstudio’s. Dat zou veel te gevaarlijk zijn geweest. We hadden in de oorlog wel onze auto en die van een Joodse man begraven op ons terrein. Als aannemersbedrijf had mijn vader graafmachines en zo heeft hij aan het begin van de oorlog de voertuigen verstopt voor de Duitsers. Na de oorlog heeft die man zijn auto weer opgehaald. Hij stapte in, startte de auto en reed er zo, na al die tijd onder de grond, mee weg. Dat was wel heel bijzonder. Ik heb nooit geweten wie deze man was. Dat zou ik heel graag nog eens willen weten.’

Waren er ook leuke dingen in de oorlog?
‘Waar ik heel goede herinneringen aan heb, zijn de avonden dat mijn opa ging vertellen. In 1944, in de Hongerwinter, had niemand meer elektriciteit en ook geen kolen meer en het was heel erg koud. Wij hadden vanwege het aannemersbedrijf nog wel hout en een olielamp. Bij ons thuis was het dus warm en licht. Alle buren kwamen graag bij ons luisteren naar mijn opa. Hij vertelde verhalen van Tijl Uilenspiegel en van de Baron van Münchhausen. Dat waren hele fijne avonden. Het samenzijn, de gezelligheid en natuurlijk de prachtige verhalen die mijn opa vertelde. Maar veel was niet leuk. Zo werd mijn allerbeste vriendin Elsje heel erg ziek in de oorlog. Ze had onder andere difterie. Het gezin was arm en had weinig te eten. Daarom bracht ik haar elke dag een bordje eten. Een keer rukte een van haar broers het bordje uit mijn handen. Terwijl ze naar boven liepen, namen de broers snel een hap. Zij hadden natuurlijk ook erge honger. Elsje werd gelukkig beter en heeft het overleefd.’

Kunt u wat vertellen over het uniform dat u heeft gevonden in de oorlog?
‘In september 1944 had je Dolle Dinsdag. De Duitsers dachten dat ze verloren hadden en velen vluchtten naar huis. Ook de Duitsers van de filmstudio’s naast ons. Maar daarvoor in de plaats kwamen SS’ers in het pand. Dat waren echt slechte, gevaarlijke mensen. Toen ruim een half jaar later duidelijk werd dat de oorlog echt voorbij was, gingen ook zij weer terug naar Duitsland. Op een dag speelden we buiten en zagen we dat de deur van een schuilkelder daar openstond. Daar binnen zagen we een uniform van de SS’ers liggen. Dat was voor ons heel erg spannend, want je wist dat dat de echte slechteriken waren. We denken dat een SS’er zijn uniform heeft uitgetrokken toen hij op de vlucht sloeg.’

       

Contact


Heb je een vraag aan ons? Wilt u meedoen als verteller, als basisschool, of een bijdrage leveren door een interview te begeleiden? Neem contact op, we helpen graag verder.

Christine: +31 6 816 834 18

NL41 TRIO 0254 753892