‘De boer bracht ons vers stro waar we op konden slapen’


Tara, Uma en Madelein vertellen het verhaal van Dick de Wit
Brinkerweg, Wageningen

Dick de Wit komt op een zonnige dag naar de Van den Brinkschool in Wageningen gefietst. In de peuterspeelzaal zitten Tara, Uma en Madelein al te wachten. Toen de oorlog in 1940 begon, was hij pas 2 jaar oud. Meneer De Wit heeft een schatkist vol met herinneringen en foto’s meegenomen. De persoonsbewijzen van zijn ouders, hun bonnenkaart, zelfs de labels voor de koffers tijdens de eerste evacuatie heeft zijn moeder bewaard.

Wat ging er door u heen toen u hoorde dat er oorlog was?
‘De oorlog begon op 10 mei 1940. Ik was toen 2 jaar en kan me daar niets meer van herinneren, maar ik denk dat ik – als ik wat ouder was geweest – het wel heel spannend had gevonden. Bij de eerste evacuatie van Wageningen gingen we met een schip de Rijn af, met de gevechten aan de oevers al in volle gang. We kwamen in Zevenhuizen terecht, maar daar zijn we alleen paar dagen gebleven. En toen met de boot weer terug.’

Hoe was het om weer terug te komen na de eerste evacuatie?
‘Ik kan me wel voorstellen dat mijn ouders zich wel zorgen hebben gemaakt over hun huis, in welke staat ze dat weer zouden aantreffen. Gelukkig was er niets mee gebeurd. Mijn ouders hadden de deuren niet op slot gezet toen we weggingen, maar er was ook niets gejat. Wij hadden ook een hond, en huisdieren mochten niet mee met de evacuatie. Daarom had men bedacht dat je je hond of kat naar het slachthuis moest brengen, waar ze werden doodgeschoten. Mijn moeder zag dat echt niet gebeuren. Ze zei: ‘We gaan alleen kort weg, dus we laten wat eten achter en dan zien we het wel’. En toen we weer terugkwamen, was hij er nog. Hij lag achter het huis en zag er ook echt prima uit, dus waarschijnlijk heeft hij van Duitse of Nederlandse militairen nog iets lekker gekregen want er stond een bak die niet van ons was.’

Heeft u ook ooit contact gehad met een Duitse soldaat?
‘Wij woonden aan de Brinkerweg, pal naast een school die nu ‘de Bijenkorf’ heet. Als ik door een hek in onze tuin kroop, kwam ik terecht op het schoolplein. Later werd de school gevorderd door de Duitsers. Op een dag kroop ik weer door het hek, en zag een paar Duitsers op het schoolplein. Eentje stond zich midden op het plein te wassen. Ik geloofde niet wat ik zag: hij stond daar helemaal naakt. Ik had mijn vader zelfs nog nooit naakt gezien. Maar de soldaat schaamde zich helemaal niet, begon met mij te kletsen en vroeg mijn naam. Ik vond het prachtig, ze waren heel aardig. Tot mijn moeder erachter kwam. Ze werd heel boos en zei dat ik er niet meer mag komen. Ik snapte dat niet. Ze hadden zulke prachtige grote auto’s, daar was ik helemaal van onder de indruk. Ik mocht er zelfs een keer achter het stuur zitten. Als je 5 bent, vind je dat echt fantastisch.’

Waar kwam u terecht tijdens de tweede evacuatie van Wageningen?
‘Na 17 september 1944 begonnen de gevechten bij Arnhem met de Engelse parachutisten. En al vrij snel was Wageningen niet meer veilig. Daarom moest de stad op 1 oktober leeg zijn. De meesten gingen richting Ede en Veenendaal en daar moest je het maar verder uitzoeken. Wij zijn in september terechtgekomen op de Rijnsteeg in Wageningen, in Noord-West. Daar hebben we een aantal dagen in de stal van een boerderij gezeten. De boer bracht ons vers stro, waar mijn ouders, mijn zusje en ik op konden slapen. Na een paar dagen moesten we daar ook weg, en gingen ook wij verder naar Veenendaal, waar we opnieuw bij een boer belandden. Ik was toen 6 en vond het prachtig. Ze hadden koeien, varkens…er was genoeg te doen, genoeg te spelen. Later konden wij bij de broer van mijn moeder terecht, die met zijn gezin ook in Veenendaal woonde.’

Hoe was de Hongerwinter voor u?
‘Ik kan me niet herinneren dat we echt honger hebben gehad. Tijdens de Hongerwinter zaten wij bij mijn oom en zijn gezin. In totaal waren wij vier volwassenen en vier kinderen. Mijn oom was onderwijzer en kreeg nog wel eens wat. Wat ik me ook nog heel goed kan herinneren is het kippenhok in de tuin. Ze hadden twee kippen, de eitjes werden bewaard tot zondag, dan kreeg iedereen een half eitje. Dat was een feest. En toen gebeurde er een ramp, een kip was ontsnapt. Maar ik heb haar weer gevonden en gevangen. Met de kip onder de arm liep ik naar huis, toen was ik wel heel trots. De held van de dag.’

Voelde u zich veilig in Veenendaal?
‘In Veenendaal kwam de oorlog vooral in de laatsten maanden erg dichtbij. Ik kan me nog herinneren dat we regelmatig de kelder in moesten om te schuilen. Daar zaten we dan heel krap naast elkaar, wachtend tot de beschietingen weer over waren. Een keer is een granaat dicht ij het huis gevallen. Die knal vergeet ik nooit. Het glas dat nog in de kelderraam zat, sprong eruit. In de kelder zat ook een man wiens hoofd nog kaler als die van mij nu. Op zijn hele hoofd zaten glassplinters en krasjes. Hij zag er een beetje uit als een egel. De boerin waar we in huis zaten, heeft die glasscherven een-voor-een met het pincet verwijderd.’

Contact


Heb je een vraag aan ons? Wilt u meedoen als verteller, als basisschool, of een bijdrage leveren door een interview te begeleiden? Neem contact op, we helpen graag verder.

Christine: +31 6 816 834 18

NL41 TRIO 0254 753892