‘Dat vond ik best eng, al die soldaten met geweren’


Damien, Luka en Noah vertellen het verhaal van Frederika De Boer-Blom
Amsterdam-WestAmsterdam-Oost

Damien, Luka en Noah ontmoeten Frederika de Boer Blom (1937). Hoewel ze nog jong was in de oorlog, heeft ze veel herinneringen aan deze tijd. Aan de leerlingen van basisschool Thula in Amsterdam-Oost vertelt ze haar verhaal.

Hoe oud was u toen de oorlog begon?
‘Toen de oorlog uitbrak, was ik 4 jaar oud en woonden we nog maar kort in Amsterdam-West, wat nu de Bos en Lommerbuurt heet. Daarna zijn we de hele oorlog lang in de Indische Buurt gaan wonen. Mijn vader en moeder hadden familie buiten Amsterdam, waar mijn oom werkte en veel eten verbouwde, zoals aardappelen.’

Wat voor herinneringen heeft u aan de oorlog?
‘Toen de oorlog al bezig was, werd er vaak geschoten. Een keer liep ik op straat met mijn vriendin Nutje, en opeens vlogen de kogels om onze oren. Ik werd naar binnen getrokken bij een stal, en Nutje rende snel naar huis. Ik was zo geschrokken dat ik in mijn broek had gepist. Die dag ben ik heelhuids thuisgekomen, maar dat vergeet je natuurlijk nooit.

Mijn vader ging ook wel eens op ‘etensjacht’ met een fiets die nauwelijks vooruit kwam. Ja, en dan bleef hij soms een poosje weg. Op een dag vroeg ik aan mama: ‘Waar is papa?’ Ze antwoordde: ‘Die is ondergedoken’. Terwijl ik speelde met een bak water en een poppetje, zei ik: ‘Kijk, papa is ondergedoken’. Ik begreep het nog niet want ik was te jong. Je kon er ook met niemand over praten. In de straat woonde een NSB’er. Er hoefde maar iets verkeerds te gebeuren of je werd opgepakt.’

Waar was u het meeste bang voor in de oorlog?
‘Ik was altijd bang dat we gebombardeerd zouden worden. Mijn vader had eens een fiets geleend met een bagagedrager aan de voorkant. Samen liepen we met deze fiets de Amstel af en opeens stond er een groep soldaten die alle fietsen wilden afnemen om te laten omsmelten voor ijzer, wat ze voor de oorlog konden gebruiken. Ik was een jaar of 6 oud en dat vond ik best eng, al die soldaten met geweren. Gelukkig sprak mijn vader een beetje Duits en probeerde hij uit te leggen dat we nog een heel eind moesten fietsen en daarvoor de fiets nodig hadden. Uiteindelijk zei de Duitse soldaat: ‘Gehst sie fahren’. We mochten door met de fiets! We hadden zoveel geluk dat wij de fiets mochten houden, want hij was zelfs niet eens van ons.

Vervolgens moesten we nog 10 kilometer verder, naar onze familie die op de boerderij woonde. Daar hadden ze minder last van de oorlog en er was genoeg eten, wat ze met ons deelden. Na een paar nachtjes hebben we de fiets daar achtergelaten. We zijn helemaal teruggelopen omdat we het verlies van de fiets niet nogmaals wilden riskeren.’

Contact


Heb je een vraag aan ons? Wilt u meedoen als verteller, als basisschool, of een bijdrage leveren door een interview te begeleiden? Neem contact op, we helpen graag verder.

Christine: +31 6 816 834 18

NL41 TRIO 0254 753892