‘Daarna kregen we telefoontjes dat ze ons zouden gaan vermoorden’
Jeremia, Maria Clara, Daniela en Chiamaka vertellen het verhaal van Gabi Bacalam
RoemeniëAmsterdam-Noord
Gabi Bacalam is in 1959 geboren en opgegroeid in Roemenië. Ze was 31 jaar toen ze alleen met haar twee kleine kinderen vertrok naar Nederland. Ze vertelt voor het eerst haar verhaal aan Jeremia, Maria Clara, Daniela en Chiamaka uit groep 8 van basisschool De Kinderboom in Amsterdam-Noord. Wat blijkt is dat veel van de verhalen die Gabi vertelt, voor hen alle vier heel herkenbaar zijn, want ook de kinderen moesten hier de Nederlandse gewoontes en de taal leren. Een mooie ontmoeting volgt en Gabi’s dag kan niet meer stuk.
Hoe was uw jeugd in Roemenië?
‘Ik was als kind ontzettend gelukkig. Ik woonde met mijn vader en moeder en ik had een vier jaar oudere zus. We woonden met z’n vijven, want ook de moeder van mijn moeder woonde bij ons in huis. Ik en mijn zus gingen naar het kinderdagverblijf, want mijn ouders werkten allebei. Toen ik vijf jaar was, was ik best een beetje onrustig. ’s Middags slapen ging niet. Ze hebben me toen iedere dag een uurtje naar zwemles gebracht, dus leerde ik dat al op mijn vijfde.
In Roemenië heeft iedereen een eigen naamdag. Zo heet ik Gabi vernoemd naar de heilige Gabriela. Op die dag hoef je niemand uit te nodigen, mensen komen dan gewoon langs. Je moet wel altijd genoeg in huis hebben om het te vieren.’
Waarom wilde u weg?
‘In mijn land was een dictator aan de macht. Hij heette Nicolae Ceaușescu. Hij wilde alleen maar steeds meer macht en steeds rijker worden. Ik en mijn man hadden een goede baan, wij verdienden best veel geld, alleen konden we daarmee niks kopen. In de supermarkten kon je alleen nog maar mosterd en azijn kopen. Voor de rest was er niks. Voor een brood stond ik soms wel vier uur in de rij te wachten met twee kinderen. En als ik dan eindelijk aan de beurt was, was het brood op. Dus ik bakte zelf mijn brood. In 1989 was er een korte revolutie en de dictator en zijn vrouw werden afgezet en ter dood veroordeeld.
Mijn man was journalist, hij werkte bij de krant. Hij wilde niet weg uit Roemenië. Hij dacht dat nu de dictator weg was, het beter zou worden in het land, maar het werd niet beter. Er kwam een tweede communistische regering. Tijdens een hele grote demonstratie op het Universiteitsplein in Boekarest sprak mijn man tegen de menigte. Daarna kregen we telefoontjes dat ze ons zouden gaan vermoorden. Ik was heel bang ook voor de toekomst van mijn twee kinderen. Ik wilde weg.’
Waarom koos u ervoor om naar Nederland te gaan?
‘Ik wilde perse weg uit Roemenië omdat er een Revolutie aan de gang was en ik was bang dat ons wat zou overkomen. Iedere dag werd er op mensen geschoten en er gingen ook vrienden van ons dood. Er stonden grote rijen mensen voor de Duitse Ambassade om een visum aan te vragen. Zonder visum kon je niet reizen. Het waren teveel mensen in één keer; ze sloten de poort. Aan de overkant was de Nederlandse Ambassade. Toen heb ik daar maar een visum aangevraagd en gekregen. Ik had dat niet zo van tevoren gepland. Mijn man kwam een half jaar later.
Wat nam u allemaal mee?
‘We kwamen aan met het vliegtuig in augustus. Ik had alleen maar een koffer met wat kleren mee voor mij en mijn kinderen. Na de zomer gingen ze gelijk naar school. Toen kwam de herfst en de winter en moest ik hier kleren kopen voor de winter. De winters hier zijn niet hetzelfde als in Roemenië. In Roemenië kan er heel erg veel sneeuw vallen en het heel koud zijn.’
Hoe was het toen u in Nederland aankwam?
‘De eerste drie jaar mocht ik nog niet werken. Dus na een week heb ik me gelijk ingeschreven om de Nederlandse taal te leren. Het was wel moeilijk want Nederland is wel echt een heel andere taal dan de Roemeense taal. Wij hebben veel woorden uit het Turks. Onze taal is een Latijnse taal en we hebben ook een ander alfabet. Maar ik ging meteen naar de bibliotheek. Samen met mijn kinderen ging ik kinderboeken lezen. Met veel plaatjes en weinig tekst. En zo zijn wij begonnen; beetje bij beetje.’
Wat mist u het meest?
‘Het meest mis ik wel mijn vrienden. Een boel vrienden om mij heen leven niet meer. Mijn zus en moeder wonen nu in Amerika. Ik ben er vorig jaar voor het laatst geweest. Het is heel fijn om bij mijn familie te zijn. Ik zou er het liefst iedere maand heengaan, maar het kost heel veel geld. Ik wil nu eerst weer naar Roemenië reizen en de vrienden bezoeken die er nog zijn. Ik vind het belangrijk om contact te houden met vrienden uit het land waar ik vandaan kom.’
Heb je een vraag aan ons? Wilt u meedoen als verteller, als basisschool, of een bijdrage leveren door een interview te begeleiden? Neem contact op, we helpen graag verder.