‘‘Brandnetels prikten niet in je maag als je ze kookte’’
Khalloud, Nebi, Kaylee vertellen het verhaal van Aard Bax 12 jaar toen de oorlog begon
MerelstraatAmsterdam-Noord
Khalloud, Nebi, Kaylee van basisschool Het Vogelnest in Noord interviewen de 89-jarige Aard Bax in het veteranenhuis in Amsterdam-Noord. Hij is daar vrijwilliger en praat er geregeld met (ex-) militairen over hun missies. Hij heeft zelf in Nederlands-Indië gevochten. Als kind woonde hij tijdens de oorlog in Noord. Aard Bax kan zich nog veel herinneren van deze tijd en hij heeft een aantal bijzondere spullen bewaard die hij de kinderen laat zien.
Waren er ook leuke dingen in de oorlog?
“In het begin gingen alle jeugdverenigingen gewoon door met hun activiteiten. Voetbal, volleybal en andere clubjes bleven bestaan. Aan het einde van de oorlog was het natuurlijk voor iedereen hopeloos. Als de avond viel, om 8 uur, mocht je niet meer naar buiten en dan werd het lastig. Er was geen verlichting, je liep allemaal met een ‘knijpkat’, een handmatig bestuurbare zaklantaarn. Binnen speelden we wel veel spelletjes. Er werd bij ons thuis bijvoorbeeld veel gesjoeld. De avond bracht je door, als er licht was, samen met je familie. Ook deden we veel kaartspelletjes. Het was dus ook wel een gezellige periode.”
Wat is het meest bijzondere dat u zich herinnert van de oorlog?
“Het ergste was natuurlijk het bombardement hier in Noord. We waren thuis tijdens de bombardementen. Dat merkten we wel want de ramen en deuren trilden ervan. Gelukkig viel de bom niet op ons huis, maar wel dichtbij op het oude politiebureautje. Daar zijn zes doden gevallen. Zes vrouwen kwamen levend onder het puin vandaan. De dag dat het gebeurde, kregen we een heerlijke soep met pap in de gaarkeuken in de Laanweg. In de loop van de tijd werd het eten steeds slechter. Zelf heb ik nooit van de gaarkeuken hoeven eten. Om ons heen werden brandnetels, suikerbieten en bloembollen gegeten. Daar werd soep van gemaakt. Brandnetels prikten niet in je maag als je ze kookte. Wij hadden het geluk dat mijn moeder altijd wel ergens eten vandaan wist te halen. Wat we nauwelijks hadden, was kleding. Er werden bijvoorbeeld geen zolen van sokken meer gemaakt, waardoor je alleen maar een gebreid lapje om je voet had, bij elkaar gebonden door een elastiek. Het leek niet eens op een sok.”
Waren er toen al Nikes?
“Haha, nee die waren er niet. Iedereen had hele grauwe, saaie en versleten kleding, zonder kleur. Alles kriebelde heel erg. De voorkant van schoenen werden opengeknipt als je voeten groeiden.”
Wat deed uw vader in de oorlog?
“Mijn vader was ‘straatpilaar’ bij de Amsterdamse gemeentepolitie, zoals hij dat zelf noemde. Hij kwam in Noord te zitten en heeft er veel meegemaakt. De Duitsers namen bijvoorbeeld hun fietsen in waardoor ze overal naartoe moesten lopen. Je kon alleen niet ver lopen met een lege maag… Toen het politiebureau in de Vogelbuurt werd gebombardeerd, werden ze ergens anders geplaatst. Het Amsterdamse politiekorps was in twee kampen verdeeld, de groep die zich aansloot bij de NSB en de Duitsers, en de groep die zich inzette voor het verzet. Mijn vader heeft veel voor het verzet gedaan. Zo hielp hij kinderen ontsnappen uit de Joodse kindercrèche bij de Hollandsche Schouwburg. Daar werden de kinderen van Joodse mensen die waren opgepakt om te worden afgevoerd, tijdelijk ondergebracht. De kinderen werden later op de trein gezet, maar tijdens de tocht naar de trein werden sommigen van straat gehaald en gered. Mijn vader heeft uiteindelijk een onderscheiding gekregen voor zijn verzetsdaden in de oorlog. Hier zie je een oranje vlaggetje dat ze na de oorlog om hun arm konden spelden.”
Heb je een vraag aan ons? Wilt u meedoen als verteller, als basisschool, of een bijdrage leveren door een interview te begeleiden? Neem contact op, we helpen graag verder.