‘Bij ons hing een bordje op de deur: ‘Difterie! Zeer Besmettelijk!’
Yaiden, Rozemarijn en Yrian vertellen het verhaal van Wil Balder
Heerhugowaard
Wil Balder doet vrolijk de deur open als Yaiden, Rozemarijn en Yrian aankomen en ontvangt ze heel hartelijk. De leerlingen van de Cilinder in Alkmaar voelen zich meteen op hun gemak. En blijken echt superinterviewers.
Hoe was het leven voor jullie in de oorlog?
‘We woonden in een huis aan de ringvaart tussen Heerhugowaard en Alkmaar, met vijf kinderen en mijn grootmoeder. Mijn vader was tuinder dus aan eten hadden we geen gebrek; er waren kassen met tomaten, sla, sperziebonen, komkommers en we verbouwden aardappelen, kool, bieten en tarwe. Mijn moeder maakte eten voor iedereen en gaf ook veel eten weg aan mensen uit de steden die op hongertocht waren langs de deuren in de regio.
Om naar school te gaan, moest ik twintig minuten lopen, zowel ‘s morgens, met de lunchpauze, en na afloop van de school. Mijn grootmoeder woonde vlakbij de school en zij had altijd een glas melk voor ons klaar staan voordat we terug moesten lopen. Zij had samen met anderen een koe gekocht die bij een boer stond en deze boer kwam haar ieder dag verse melk brengen.’
Wat merkten jullie van de Duitse soldaten?
‘Af en toe kwamen er Duitse soldaten bij ons huis een razzia houden. Ze bonkten op de deur. ‘Raus!’, schreeuwden ze dan. Daarna liepen ze om ons huis heen en doorzochten de schuur en de kas. Ook kwamen Duitse soldaten af en toe bij de boeren langs om paarden mee te nemen. Wanneer bekend werd dat ze weer kwamen liepen de boeren met hun paarden naar de kas van mijn vader en vroegen of ze in de kas mochten staan. Daar tussen de tomatenplanten waren de paarden niet zichtbaar voor de Duitse soldaten.’
Was uw vader bij het verzet tijdens de oorlog?
‘Mijn vader zat bij de ondergrondse; hij hielp mensen onderduikadressen vinden en leerde, omdat hij zelf militair was geweest, verzetsstrijders schieten. Wij, als kinderen, mochten dit niet weten maar zagen af en toe wel wat er gebeurde. We moesten over alles onze mond houden; het was gevaarlijk om hierover te praten. Dat was best moeilijk.’
Wat deed uw moeder?
‘Mijn moeder zorgde en maakte eten voor iedereen. Maar het laatste jaar van de oorlog werd ze ziek. Ze kreeg geelzucht. Onze huisarts kwam toen op het idee om op de deur een bordje te hangen met ‘difterie, zeer besmettelijk!’ Hierdoor durfden de Duitse soldaten geen huiszoeking meer te doen bij ons.’
Welke momenten was u heel bang?
‘Mijn vader was betrokken bij het opblazen van een kleine, maar belangrijke spoorbrug. Hierover waren de Duitse soldaten zo kwaad dat zij allerlei huizen in brand staken. Ik was zo bang dat ook ons huis in brand zou worden gestoken. Mijn moeder zei: ‘Hier zijn koffertjes, voor ieder een en hierin doe je spullen die waardevol zijn voor jou; die je echt wilt meenemen’. De koffertjes stonden klaar in de gang zodat we konden vluchten als dat nodig zou zijn.’
Hoe was de bevrijding?
‘Dat was eigenlijk heel vreemd voor mij. Wij woonden heel apart op de dijk zonder buren. Mijn vader kwam thuis en zei: ‘Het is bevrijding!’ Hij pakte de vlag en wilde hem bovenop de 18 meter hoge schoorsteen plaatsen. Via de haken aan de buitenkant klom hij helemaal naar boven, heel hoog en plantte de vlag daarbovenop.’
Heb je een vraag aan ons? Wilt u meedoen als verteller, als basisschool, of een bijdrage leveren door een interview te begeleiden? Neem contact op, we helpen graag verder.