‘Bij elke duikmoeder dacht ik te kunnen blijven’


Nika, Scott, Abel, Luca vertellen het verhaal van Herman Polak
Amsterdam-WestAmsterdam-West

Nika, Scott, Abel, Luca van de Rijk Kramerschool in Amsterdam-West gaan op bezoek bij meneer Herman Polak. Meneer Polak is Joods en het was voor hem dus heel erg gevaarlijk in de oorlog. Toen de oorlog begon, was hij 3 jaar oud. Hij woonde toen nog niet in Amsterdam.

Waar woonde u toen de oorlog begon?
‘Wij woonden in Deventer. Mijn ouders dachten eerst dat we niet hoefden onder te duiken, maar in 1942 besloten mijn ouders dat toch maar te doen. Dat was de laatste keer dat ik ze zag. Mijn zus ging naar Enschede, ze ging daar gewoon naar school. Ze zag er ook niet zo Joods uit. Ik ging naar Amsterdam.’
‘Ik heb iets van achttien onderduikadressen gehad. Bij elke duikmoeder, zoals ik de vrouw van mijn onderduikgezin noemde, dacht ik te kunnen blijven. Maar steeds moest ik weer weg naar een ander adres. Steeds als ik me weer veilig voelde, werd ik voor mijn gevoel belazerd.’

Wat was het ergst aan het onderduiken?
‘De ergste plek was vlakbij de Dam, in een leegstaande speelgoedfabriek. Een ruimte met alleen een matras, een fles water en een po om op te plassen. Iedere avond bracht iemand van het verzet mij wat te eten. Ik was helemaal in mijn eentje, zonder speelgoed of iets, in de doodse stilte. Op die plek kreeg ik een hekel aan mezelf en aan Joden. Kennelijk kwam je hier terecht omdat je Joods was.’
‘Een ander onderduikadres was prettiger. Dat was bij Rinus Pelgrom, een vader van tien kinderen. Hij had veertien onderduikers in huis. Hij bracht zijn leven en dat van zijn gezin in gevaar, maar deed dat toch, want hij kon niet tegen onrecht. Hij had medelijden met mij; een klein jongetje van een jaar of zes dat zijn energie niet kwijt kon. Hij heeft me midden in de oorlog meegenomen naar Artis.’
‘Op een avond zijn we verraden, toen kwamen Nederlandse agenten naar boven en riepen: ‘Waar zijn de Joden? Waar zijn de Joden?’ Iedereen moest zijn bed uit. Ik vond het wel spannend, ik begreep niet hoe ernstig het was. Ik dacht dat het een spelletje was. Achter mij stond een Joodse slager, die zei: ‘Hermannetje, probeer terug te gaan naar je bedje.’ Dat lukte mij, zonder dat de agenten het door hadden. Die slager ging ervoor staan, zodat ze mij niet zagen.’

Heeft u na de oorlog uw ouders weer gezien?
Na de bevrijding hoorde mijn vader dat er een klein joods jongetje in Landsmeer was. Hij ging ernaartoe en zag mij op straat spelen, hij vroeg: ‘Hoe heet jij jongetje?’ Ik rende naar mijn pleegmoeder, ik was bang van hem. Mijn vader vertelde dat ik Hermannetje heette en zijn zoon was. Hij zei dat hij mij volgende week zou ophalen, maar ik zei dat ik niet mee wilde. Want de burgemeester van Landsmeer had beloofd dat alle kinderen chocola zouden krijgen om zo de Bevrijding te vieren. Ik wilde niet mee omdat ik die chocola nog eerst wilde eten! Ik dacht: ‘Ik geef mijn chocola niet op voor zo’n vreemde meneer!

‘Na de oorlog waren we weer thuis en niemand sprak over wat er gebeurd was. En weet je, ik geloofde als kind en later ook nog, dat de situatie mijn eigen schuld was, omdat ik een Jood was en ze de Joden dood wilden hebben. Na de oorlog ben ik heel hard gaan werken, ik heb de hele wereld afgereisd omdat ik opgesloten had gezeten wilde ik nu heel veel reizen in vrijheid.’

Contact


Heb je een vraag aan ons? Wilt u meedoen als verteller, als basisschool, of een bijdrage leveren door een interview te begeleiden? Neem contact op, we helpen graag verder.

Christine: +31 6 816 834 18

NL41 TRIO 0254 753892