‘Bij de eerste hoosbui lekte het in de hele kamer’


Rosalie, Ket en Jaron vertellen het verhaal van Paulien
Wageningen

Rosalie, Ket en Jaron schuiven heen en weer op hun stoel in de Van den Brinkschool in Wageningen. Ze vinden het spannend om Paulien  te interviewen. Vol verbazing kijken ze als mevrouw Meijer met een leren rok en felgekleurde trui het lokaal instapt. Een vrouw van 91 stel je je toch anders voor. Als ze een kopje koffie krijgt, breekt het ijs. ‘Nou had ik zo’n chic theekopje voor me staan, maar nu krijg ik koffie in een gewoon kopje. Dat kan toch eigenlijk niet hè?’ Iedereen moet er hard om lachen.

Hoe was het om in 1944 te evacueren uit Wageningen?
‘Als kind vond ik het allemaal heel spannend wat er gebeurde. Alles was nieuw, het was ook wel bedreigend, maar we hielden de moed erin. We gingen eerst op de fiets naar onze grootouders in Soestdijk. We waren een gezin met acht kinderen dus dat was voor die oude mensen wel ineens druk, en bovendien was het eten schaars. Mijn vader kende gelukkig een dochter van de directeur van de Douwe Egberts fabriek in Friesland. Die woonde in een heel groot huis en wist wel wat voor ons. We gingen vanuit Soestdijk met een vrachtauto naar Amsterdam. Daar moesten een paar uur wachten in het kantoor van de firma Douwe Egberts. Toen gingen we met de Lemmer boot naar Friesland. Er waren heel veel mensen uit Amsterdam op de boot en die waren duidelijk ondervoed. Ze vielen flauw onderweg, die konden het niet meer aan. De boot kwam om 4 uur in de nacht aan. Wij mochten er niet vanaf, maar de bagage al wel. En toen kregen we allemaal een beurt om bij de bagage aan de wal toezicht te houden. Mijn vader had ook een beurt, maar hij was nachtblind en liep zo het water in. Hij had het verschrikkelijk koud en mocht in de machinekamer van de boot opdrogen, in een overall. Zoiets had hij nog nooit gedragen.’

Wat merkte u van de bezetting in Friesland?
‘Niet zoveel eigenlijk. Toen we aankwamen kregen we een heerlijk bord eten. Er werd een huis voor ons gezocht en we kwamen terecht in Sint Nicolaasga. Bij de eerste hoosbui lekte het in de hele kamer. Op het laatst hadden we geen kopje en pannetje meer om het onder de lekkende druppels te zetten. Verder hebben we het daar heel fijn gehad, het was er veilig en we konden zelfs kippen houden. Onze hulp in de huishouding was ook mee. Pas na de oorlog vertelden onze ouders dat ze Joods was. Zij had de naam aangenomen van een vrouw die al was overleden en ze hoefde zich in ons huis ook niet te verstoppen. Ze was gewoon de hulp in huis.’

Hoe was het terug te komen in Wageningen na de bevrijding?
‘Mijn vader, mijn zus en ik gingen eerst terug om het huis bewoonbaar de maken. De rest van het gezin moest in Friesland blijven. Ons huis stond er nog, maar het was een bende: kleren lagen over de vloer en alles was uit de kasten gehaald. Het was veel werk om op te ruimen. Drie maanden zijn we er mee bezig geweest, en intussen leefden we vrij primitief. We moesten in de schuur koken, schoon water haalden we bij de Veerweg. Onze bedden waren er niet meer. Dat is raar om je nu voor te stellen. In de omliggende huizen deden de bewoners hetzelfde, maar ’s avonds ging iedereen naar de markt want daar werd spontaan gedanst en gefeest.’

Contact


Heb je een vraag aan ons? Wilt u meedoen als verteller, als basisschool, of een bijdrage leveren door een interview te begeleiden? Neem contact op, we helpen graag verder.

Christine: +31 6 816 834 18

NL41 TRIO 0254 753892