‘Als witste kind kon ik maar beter binnenblijven’


Aya, Vera en Sile vertellen het verhaal van Rupino Griffioen
BandungAmsterdam-Zuid

Met A4’tjes vol vragen in hun hand begroeten Aya, Vera en Sile van het MLA in Amsterdam-Zuid meneer Rupino Griffioen in de aula van hun school. Hij groeide op in voormalig Nederlands-Indië en kwam op zijn zestiende naar Nederland. Hier verbaasde hij zich over de totaal andere positie van ‘de witte man’.

Kunt u iets vertellen over uw familie?
‘Mijn vader werkte bij het KNIL, het Koninklijk Nederlandsch-Indisch leger. Hij werd gevangengenomen door de Japanners en tewerkgesteld bij de Birmaspoorweg. Daar is hij op 29-jarige leeftijd overleden door een combinatie van ziekte, verdriet, uithongering en uitputting. Mijn moeder kreeg dit bericht pas veel later te horen. Het was toen niet zoals nu dat alle berichten binnen een seconde bij de ontvanger zijn. Mijn moeder bleef achter met vier kinderen. De oudste twee kinderen hielpen mee geld verdienen; zij verkochten lekkernijen op straat. Daar ontmoetten ze een olieman, die gecharmeerd van hen was en zo onze moeder ontmoette. En met haar trouwde. Wij kregen er nog een halfzusje bij en hij zorgde voor ons alsof we zijn eigen kinderen waren.’

Kunt u iets vertellen over de Bersiap-periode?
‘Na de Tweede Wereldoorlog wilde Nederland de macht weer herpakken. Maar toen brak de Bersiap-periode aan, dat van het verzet van de Indonesiërs. Een jongeman genaamd Soekarno kwam in opstand; hij begon rechten te eisen voor het hele volk. Hij werd toentertijd door Nederland als terrorist beschouwd. Nederland ondernam toen politionele actie, omdat men vond dat men recht had op Indië. Voor Nederlanders werd het daar toen gevaarlijk. Er zijn daar over en weer veel gruweldaden gepleegd. Het grootste gelijk lag bij de Indonesiërs. Mede door die periode kwam het land tot ontwikkeling.’

Kon u na de oorlog naar school?
‘Na de oorlog werkte mijn moeder veel op de markt om ons van eten te voorzien. Ze had aanleg voor talen en leerde er zeven dialecten spreken, ondanks het feit dat ze alleen de lagere school had afgemaakt. Dat was handig, omdat ze zo met de verschillende koopmannen kon onderhandelen. Ik moest veel binnenblijven aangezien ik de witste was van alle vier de kinderen. Men keek toen ook al naar kleur; van discriminatie was toen ook al sprake. Kinderen met een wit uiterlijk konden beter niet te veel buiten komen. Ik was graag binnen en hield van lezen. Mijn moeder had al gauw in de gaten dat ik wat slimmer was. Toen ik uiteindelijk naar school ging, had ik door het lezen een voorsprong. Met vier jaar ging ik al naar de eerste klas. Maar door de omstandigheden waren er veel onderbrekingen. In Indonesië ben ik ook gedeeltelijk naar de middelbare school geweest, in Siri Bong en Bandung, op Jakarta. Dat onderwijs was niet erg goed door de vele wisselingen van leraren. In 1956 kreeg mijn familie de keuze om naar Nederland te gaan of om in Indonesië te blijven. We gingen weg. En zo kwam ik op zestienjarige leeftijd in Nederland. Ik bleek een enorme achterstand opgelopen te hebben in Indonesië. Gelukkig is dat goedgekomen.’

Hoe was het in Nederland?
‘In Nederland woonden we eerst in een pension. We moesten nog wachten op huisvesting. Er zaten daar meer gezinnen, allemaal uit verschillende streken van Indonesië. In één kamer woonden soms wel zeven mensen. Ook hadden we het er erg koud.
Ik wist trouwens meer van Nederland dan van Indonesië, omdat we daar alleen maar les over Nederland hadden gekregen. Dat was wel vreemd, dat je meer leert over een ander land dan het land waar je woont. Op school bleek ik een grote achterstand te hebben ondanks het vele lezen. Het advies was om opnieuw, vanaf de eerste klas, aan de middelbare school te beginnen. Dat wilde ik niet, dus kreeg ik boeken mee naar huis om te leren. Voor mij geen probleem, want ik hield van lezen. Wat ik in die periode zo wonderlijk vond van Nederland was dat er in de klas totaal geen orde was! Ik verbaasde mij daar erg over. In Indonesië was het de witte man die jaren onderdrukking op het volk had uitgeoefend. Op school waren we altijd bang voor de witte leraar geweest; er heerste een strikt regiem. We zaten altijd stil en spraken enkel als er toestemming voor werd gegeven. Ik heb me dus lang verwonderd dat het hier zo anders was, omdat ik altijd had opgekeken naar ‘de witte man’. Zijn positie was hier niet zoals daar. Uiteindelijk bewees ik de leraar dat ik de beste van de klas was. Op eigen houtje had ik mijn niveau bijgewerkt en ik haalde als enige van de klas een 10.  Zo zie je maar hoe belangrijk lezen is!’

 

 

Contact


Heb je een vraag aan ons? Wilt u meedoen als verteller, als basisschool, of een bijdrage leveren door een interview te begeleiden? Neem contact op, we helpen graag verder.

Christine: +31 6 816 834 18

NL41 TRIO 0254 753892