‘Als straf moest je schrijven: ik mag op school geen Surinaams spreken’


Bas en Charlie vertellen het verhaal van Henk Heilbron
Suriname

Bas en Charlie van basisschool De Brug in Sint Maartensbrug hebben het interview goed voorbereid en maken alvast een kopje thee voor iedereen. Als ze buiten aan de picknicktafel zitten komt Henk Heilbron al aanlopen; hij heeft de flyers van Ketikoti-festival dat hij organiseert in zijn handen. Hij heeft er zin in en Bas en Charlie ook. Meneer Heilbron (1953) is geboren in Suriname en kwam in 1973 naar Nederland.

Waar woonde u in Suriname?
‘We woonden in Paramaribo. Ik had veel broertjes en zusjes. We zagen om ons heen rimboe, een modderstrand waar je krabben kon vangen maar waar je niet kon zwemmen omdat de modder je vastzoog… We hadden hele andere huisdieren: schildpadden, aapjes, papagaaien, zangvogels die zo mooi konden fluiten. Dat kon gewoon.

In Suriname woonden en wonen allerlei verschillende culturen. Je had de Chinezen, de inheemse bevolking (indianen) en de Marrons, dat waren weggelopen slaven. Maar je had ook de witte mensen uit Engeland, Frankrijk en Nederland en de Creolen. De witte mensen sliepen met de tot slaaf gemaakten, en hun nazaten noemen ze ook wel Creolen en mensen met dubbelbloed. Toen ik in Suriname woonde, ging iedereen met elkaar om.’

Had u een geloof in Suriname?
‘Je moest een geloof hebben. Tijdens de slavernij werd het geloof stevig gebruikt om mensen te intimideren, je moest katholiek zijn anders was je een heiden. De tot slaaf gemaakten gingen niet naar een kerk, die hadden bijvoorbeeld een totem en baden tot de schepper op hun manier. Maar de christenen verplichtten ons om hun geloof te aanvaarden. Ik was verplicht om zondag naar de kerk te gaan. Als je ging kreeg je een bewijsje dat je op school moest laten zien, anders kreeg je straf.

Ik dacht als kind dat het zo hoorde, maar als je ouder wordt dan ga je nadenken over wat je doet en waarom. En ik besefte dat sommige geloven mensen in een hoek drukken. Dat soort geloven zijn niet voor mij, daarvoor ben ik te rebels. Als ik opsta en als ik naar bed ga dank ik de schepper voor het leven, en bij alles wat ik doe. Er zijn zoveel leuke dingen. Ik ben dankbaar.’

Hoe was het op school in Suriname?
‘Op school leerde ik alleen maar over Nederland, over de Nederlandse rivieren zoals de Rijn, over de Waddenlanden, alles moest je uit je hoofd leren, terwijl ik van Suriname nog niets wist.

En ik kreeg vaak straf. Soms ging ik niet naar de kerk en had ik geen kaartje, dan kreeg ik straf. Ik was toen 6 jaar en moest in de hoek staan en kreeg tikken met een harde plank. Alle kinderen in de klas zagen dat. Dat voelde vernederend. Ook als je op school niet netjes genoeg schreef kreeg je met een plank klappen op je handen. Hoe slechter je handschrift, hoe meer tikken, dus dan schreef ik wel netjes. Ook mocht je op school geen Surinaams spreken. Als je dat toch deed, zoals ik, moest je 300 regels schrijven: ik mag op school geen Surinaams spreken. De leraren hadden de opdracht om de straffen uit te voeren. Als ze zich daar niet aan hielden, kregen zij ook straf.’

Waarom kwam u naar Nederland?
‘In Suriname waren veel stakingen op school en mijn opleiding werd iedere keer onderbroken. In Nederland was de situatie stabieler, daar was beter onderwijs. Daarom besloot ik om het in Nederland te proberen, in het moederland. Mijn ouders waren al eerder gegaan maar toen wilde ik nog niet mee, het was wel verdrietig dat zij weggingen.

De laatste dag in Suriname was treurig. Ik voelde me weemoedig, ik vertrok met gemengde gevoelens, ik liet mijn vrienden achter maar ging voor een nieuw leven.’

Hoe was het voor u in Nederland?
‘Ik was 20 jaar en maakte snel vrienden. Mijn ouders, broers en zussen waren er ook al. Maar er werd wel veel gediscrimineerd. In het dagelijkse leven maakte ik gekke dingen mee. Vaak riepen mensen: ga terug naar je apenland. Of: Sambo!.

Vroeger was de discriminatie heel hoog. Ik stond bijvoorbeeld bij de bushalte te wachten en dan reed de bus langs me heen, toeterend en de chauffeur zwaaide maar stopte niet! Dan sta je daar boos te zijn, en kom je weer laat op je werk. Daar zeiden ze dan: ja hoor, zie je wel, Surinamers zijn altijd te laat! Terwijl ik er niets aan kon doen.

Discriminatie kwam hard binnen maar je groeit erin. Je kunt boos blijven, maar later dacht ik: laat ze maar, want het zegt ook veel over de persoon zelf, het is vaak onwetendheid. We zijn allemaal gelijk, er is niet veel verschil behalve een ander kleurtje. In ons hoofd hebben we dezelfde ideeen en gedachten. Discriminatie doet mij tegenwoordig niets meer, maar het gebeurt nog steeds. Het maakte me ook sterk. Schouder omhoog en vooruit kijken.’

Heeft u spijt dat u naar Nederland bent gekomen?
‘Het liefste leef ik mijn thuisland, maar ik heb weinig tot geen spijt heb van dingen. Als je met spijt blijft rondlopen dan is dat niet goed, het leven gaat verder. Ik heb hier heel veel geleerd en opgebouwd. Mijn toekomst is hier. Ik krijg soms wel heimwee maar dan ga ik gewoon even terug naar Suriname.’

Hoe is de geschiedenis van uw voorouders?
‘Dat hebben we een poosje geleden uitgezocht. De oma van mijn oma was een tot slaaf gemaakte maar een van mijn betovergrootvaders was een slavenhandelaar. Dat vond ik best wel eng om te ontdekken. Ik streef naar vrijheid en herdenking en in mijn achterhoofd weet ik dat ik een nazaat ben van slavenhandelaren, dat maakt het wel eens wrang, maar ik kan er natuurlijk niets aan doen.’

Contact


Heb je een vraag aan ons? Wilt u meedoen als verteller, als basisschool, of een bijdrage leveren door een interview te begeleiden? Neem contact op, we helpen graag verder.

Christine: +31 6 816 834 18

NL41 TRIO 0254 753892