‘Als je iets meemaakt dat niet leuk is, moet je erover praten’


Fenna, Bo en Féline vertellen het verhaal van Monne de Miranda
Potgieterstraat, Eindhoven

Een beetje onwennig zitten Fenna, Bo en Féline achter de computer in een aparte kamer in basisschool De Trinoom. Op het andere scherm zien ze Monne de Miranda, nu 86 jaar, die veel kan vertellen over wat hij tijdens de Tweede Wereldoorlog mee heeft gemaakt als jongetje in dezelfde wijk in Eindhoven als waar de school van deze leerlingen staat.

Hoe heeft u de bombardementen ervaren?
‘Regelmatig vlogen de Engelse vliegtuigen hoog over Eindhoven op weg naar Duitsland. Deze vliegtuigen werden verlicht door zoeklichten en dan beschoten door de Duitsers. Soms werd zo’n vliegtuig geraakt en dan zagen we deze brandend naar beneden komen. Twee bombardementen kan ik me nog goed herinneren. Tijdens het Sinterklaasbombardement op 6 december 1942 kwamen de Engelse vliegtuigen heel laag overvliegen, zodat de Duitsers hen niet goed zagen aankomen en ze heel precies de Philipsfabrieken konden bombarderen. En dan waren er de bombardementen na de bevrijding van Eindhoven. De Engelse soldaten lagen ’s nachts te rusten, maar hun voertuigen stonden met munitie in de brandgangen achter ons huis en in het Elzentpark. Door de bommen en ontploffingen werden ook huizen in onze straat geraakt. Als het luchtalarm afging, gingen we onder de trap in de kelder zitten. Dat was griezelig, maar toch kon ik me moeilijk voorstellen dat er bommen op ons huis zouden komen. De volgende dag ging ik dan met vriendjes – we waren toen een jaar of elf, twaalf – scherven zoeken om te ruilen met elkaar. Veel angstiger was dat de Duitsers na de bevrijding raketten zonder piloten richting Engeland stuurden. Die waren minder betrouwbaar en kwamen soms al eerder naar beneden en dan ontploften ze. Dat is ook gebeurd in delen van Eindhoven. Dan hoorde je de zware motoren en dan ineens hield dat geluid op en dan wist je: “Oh jee, dat ding valt omlaag”. Dan probeerde je te zien waar dat was en uit de buurt te komen. Later droomde ik nog wel eens over de bombardementen.’

Uw vader was krijgsgevangene. Wat is dit precies en hoe was het toen hij weer thuiskwam?
‘Omdat mijn vader voor de oorlog als officier in het leger had gewerkt, werd hij in 1943 gevangengenomen. Dat deden ze bij alle mannen die in het leger hadden gewerkt, omdat de Duitsers bang waren dat deze militairen in het verzet zouden gaan. Mijn vader moest zich melden in zijn oude uniform in kamp Vught en werd daarna op transport gezet naar een militair krijgsgevangenkamp in Duitsland. Daar werden alle onderscheidingskenmerken, zoals officiersstrepen, verwijderd. Omdat mijn vader Joods was, droeg hij in de oorlog een ster, maar ook deze moest in het kamp verwijderd worden. Dat was voor hem veiliger, omdat krijgsgevangenen onder het Internationale Rode Kruis vielen en dus geen gevaar mochten lopen, zoals wel gebeurde in de concentratiekampen. In 1945 werd het kamp bij Berlijn waar hij zat, bevrijd door de Russen. Toen is hij naar huis gekomen. Ik herinner me nog dat hij achterop een vrachtwagen aankwam en voor de deur stond. We waren blij. Hij was koud en vermoeid. Hij heeft in een boekje geschreven wat hij heeft meegemaakt, want hij kon er niet over praten. Later heb ik dit dagboek gelezen. Na drie maanden uitrusten, moest mijn vader naar Engeland om daar radio’s te kopen voor het Nederlandse leger, zodat zij niet meer via veldtelefoons hoefden te communiceren.’

Wat vindt u nu van Duitsers?
‘Na de oorlog ging ik met mijn vriendinnetje kamperen in Zuid-Frankrijk. Daar ontmoetten we een jongen en een meisje die bij Berlijn woonden. Toen hoorden we de verhalen over de scheiding tussen Oost- en West-Berlijn en dat ouders soms niet meer bij hun kinderen konden komen. Dan merk je dat Duitsers ook gewoon mensen zijn. Ook de militairen deden soms gewoon maar wat ze moesten doen en konden niet anders. Net als Nederlandse militairen die krijgsgevangen werden genomen. We raakten bevriend met het Duitse stel en we hebben veel gesproken over wat je als mens allemaal mee kan maken en waar je begrip voor moet hebben. Als je iets meemaakt dat niet leuk is, dan is het belangrijk daar met iemand over te praten.’

   

Contact


Heb je een vraag aan ons? Wilt u meedoen als verteller, als basisschool, of een bijdrage leveren door een interview te begeleiden? Neem contact op, we helpen graag verder.

Christine: +31 6 816 834 18

NL41 TRIO 0254 753892