‘Als je het verkeerd zei, kreeg je moeder slaag’


Remus, Noelani en Nick vertellen het verhaal van Heidi Deuning
Midden-JavaAmsterdam Nieuw-West

Bij stichting De Brug in Geuzenveld ontmoeten Remus, Noelani en Nick van Spring High uit Amsterdam Nieuw-West de 82-jarige Heidi Deuning. De Brug is een ontmoetingsplek in de buurt, zeker ook voor de vele bewoners uit voormalig Nederlands-Indië. Heidi werd in 1938 op Midden-Java geboren en vertelt daar aan de tweede- en derdeklassers over haar herinneringen aan het Jappenkamp, waarom ze pas in 1965 naar Nederland kwam en de moeilijke nieuwe start hier.

Hoe was uw jeugd in Nederlands-Indie?
‘Mijn jeugd, dat was het Jappenkamp. Omdat mijn moeder en mijn zusjes blank waren, moesten wij het kamp in. Ik was wel wat donkerder, maar moest toch mee. Een kind speelt, dan maak je je nergens druk om. We moesten op appèl in de brandende zon en dan heel diep buigen. Als we weer rechtop stonden, moesten we ons nummer in het Japans roepen: ichi -ni – san – shi. We deden heel erg ons best, want als je het verkeerd zei, kreeg je moeder een pak slaag. We hadden in het kamp geen kleren, alleen lapjes. Ik laat het jullie zien hoe je dat omdeed, niet lachen hoor.’

Ze laat twee met witte doeken zien hoe ze die om haar middel en tussen haar benen bond. Zoals een sumoworstelaar.

‘Die dingen zakten steeds af. Schoenen waren plankjes met een stuk fietsband erover heen. Het sanitair was ook gruwelijk. En het eten slecht; ‘s morgens kregen we pap van tapioca. Brood was gedroogde cassave. Het was niet te pruimen, maar ja, we hadden honger. Van al dat weinige eten, kregen we slappe spieren. We hebben drie jaar in het Jappenkamp doorgebracht. Met de atoombom op Hiroshima, capituleerde Japan in augustus 1945. Gelukkig is die bom gevallen, anders hadden wij het niet overleefd.’

Hoe was het na de oorlog in voormalig Nederlands-Indië?
‘Na de oorlog was er de ‘gezinshereniging’. Mensen werden opgehaald uit Thailand en naar Indonesië gebracht. Maar sommigen, onder andere wij, deden het andersom. Wij gingen juist naar Thailand toe voor de gezinshereniging, omdat mijn vader daar aan een spoorlijn werkte. Ik was zeven en zag hem na jaren weer. Maar hij was geen leuke vader meer. Hij was heel erg getraumatiseerd, mishandelde mij, maar kon er niks aan doen. Na negen maanden gingen we met de boot weer naar Surabaya. Daar werden we opgevangen in een universiteitsgebouw. We mochten niet over een bepaalde muur heen kijken. Dat deed je dan toch en dan zag je allemaal lijken liggen. Ik kwam er op een ‘herstelschool’. De eerste klas zat bomvol. Het was geen makkelijke tijd.’

Hoe was het voor u om naar Nederland te komen?
‘Ik was een uitzondering. Daarmee bedoel ik dat ik niet meteen na de bevrijding van Indië naar Nederland ben gekomen, zoals de meeste andere Indiërs. Ik ben nog twintig jaar gebleven! Ik had een eigen balletschool en een gezin. In 1965 was er een communistische coup. Omdat ik bevriend was met een generaal kwamen de communisten mij daarover ondervragen. Ik ben toen bijna vermoord en moest vluchten. Ik ging direct op de boot met mijn man en vier kinderen naar Holland. Ik was inmiddels zwanger van onze vijfde. We kwamen in Zutphen te wonen en werden daar vuil aangekeken en niet goed behandeld. Op een gegeven moment was ik daar helemaal klaar mee en gingen we naar Amsterdam waar het veel normaler was voor een Indiër of Surinamer om te wonen. Maar alsnog kwam mijn man niet aan werk, terwijl hij veel meer geschikt was dan de meeste Nederlanders. Hij kwam steeds terecht bij de sociale werkplaats. Moest hij wasknijpers in elkaar zetten alsof hij niks anders kon. Weer was ik er klaar mee en kwam in actie; van het beetje geld dat we nog uit Indonesië hadden kocht ik voor hem een duur pak van Peek & Cloppenburg en liet hem op elke vacature solliciteren. Zo is het gelukt om aan normaal, eerlijk werk te komen. Voor mij was het hier in Nederland een hele andere wereld. In Indonesië had ik mijn eigen balletschool, hier had ik niks. Ik heb veel meegemaakt, maar heb het hier beter en veel fijner dan vroeger. Het is hier rijk, er is stromend water uit de kraan, de wc’s zijn schoon, je kunt douchen. Toch mis ik Indonesië wel. Ik ben vaak teruggegaan, maar het is daar wel erg warm, eigenlijk te warm. Mijn mooiste herinneringen zijn die van toen ik de balletschool had, als jongvolwassene. Ja, dat was een goede tijd.’

       

Contact


Heb je een vraag aan ons? Wilt u meedoen als verteller, als basisschool, of een bijdrage leveren door een interview te begeleiden? Neem contact op, we helpen graag verder.

Christine: +31 6 816 834 18

NL41 TRIO 0254 753892