‘Als ik buiten ging spelen nam ik altijd een lepel mee’


Nayjah, Simon, Timo en Wisse vertellen het verhaal van Ruurd Kooistra
Amsterdam-OostAmsterdam-Oost

Nayjah, Simon, Timo en Wisse halen nog even een ‘goeie’ stoel voor Ruurd Kooiman want als je zo oud bent mag je op een lekkere stoel zitten. De stoel is binnen, meneer Kooiman zit en de leerlingen van de Lidwinaschool in Amsterdam-Oost stellen hem meteen de eerste vraag.

Hoe merkte u dat het oorlog was?
‘Er kwamen heel veel vliegtuigen over en daaraan zag ik dat het oorlog was. Mijn vader had bij de Grebbelinie gezeten en was daar weggelopen. Hij is toen gaan onderduiken op een boerderij in de Wieringermeer. Hij wilde niet dat de Duitsers hem zouden oppakken en dat hij dan misschien wel in Duitsland moest gaan werken. Soms kwam hij ‘s avonds naar ons toe, helemaal lopend vanuit de Wieringermeer. Omdat er te weinig te eten was en hij op een boerderij zat waar ze varkens hadden, smeerde hij zich in met reuzel. Hij smeerde dat op zijn armen en deed daaroverheen weer een trui aan. Als hij dan bij ons thuis aankwam haalden wij de reuzel van zijn armen af. Als ik buiten ging spelen met mijn broertje dan namen we altijd een lepel mee in onze broekzak. Want soms kwam je dan grote gamellen tegen – van die hoge bakken waren dat, daaruit werd eten opgeschept voor de mensen. Wij schraapten dan de laatste restjes met een lepel uit die bakken en zo hadden we dan toch nog iets te eten.’

Was het niet gevaarlijk om buiten te spelen?
‘Ja, het kon wel gevaarlijk zijn. Ik ben een keertje met mijn broer aangehouden door de politie. We hadden een grote boomstronk gevonden en wilden die mee naar huis nemen. Er was bijna geen hout in de oorlog om mee te kunnen stoken. We moesten toen met de politieagent mee naar het bureau en de boomstronk ging ook mee. Mijn broer holde op een gegeven moment weg en toen ben ik hem achternagegaan. Een andere keer waren we aan het spelen bij het spoor. Ineens stopte er een vrachtwagen van de Duitsers. Uit de vrachtwagen werden jonge mannen gehaald die op een rij moesten staan. Wij moesten ook blijven staan van de soldaten. Toen zijn die mannen neergeschoten en wij moesten blijven kijken van de Duitsers. Een van de mannen bleek aan de overkant te wonen. Zijn moeder kwam uit het huis gehold en gilde heel hard. Ze heeft toen een laken over haar zoon gelegd. Dat was heel erg. Op die plek is nu een monument voor die mannen die zijn doodgeschoten, hier in Oost, bij het spoor.’

Hoe was de Bevrijding?
‘In de speeltuin werd er feest gevierd toen we bevrijd waren. Er stonden kratjes cola, dat kenden wij helemaal niet. Het was zo lekker zoet… in de oorlog was er echt geen snoep of suiker. Ook kregen we van de Canadezen chocoladerepen, die gooiden ze naar ons toe toen ze over de Berlagebrug Amsterdam inkwamen. En kauwgom, chewing gum, dat was ook nieuw voor ons. In de speeltuin waar het feest was, hadden we in de oorlog nog cokes opgegraven – een soort kolen zijn dat. Daar konden we dan de kachel mee aansteken. We gingen zaklopen en andere spelletjes doen. Dat was zo bijzonder want tijdens de oorlog was er natuurlijk niets te doen en zeker niet dat je allemaal mensen weer buiten op straat zag.’

Contact


Heb je een vraag aan ons? Wilt u meedoen als verteller, als basisschool, of een bijdrage leveren door een interview te begeleiden? Neem contact op, we helpen graag verder.

Christine: +31 6 816 834 18

NL41 TRIO 0254 753892